De stille stelselherziening in de geestelijke gezondheidszorg

Datum: 19-03-2015

De stille stelselherziening in de geestelijke gezondheidszorg

‘Maar wordt de cliënt er niet beter van?’. Het woordje ‘maar’ deed me nadenken. Drukte ik me te negatief uit over de stelselherziening, die in de geestelijke gezondheidszorg gaande is? Deze overpeinzing had ik gister tijdens een gesprekje bij GGZ Nederland over de wijzigingen in de rolverdeling tussen vier zorgverleners: de huisarts, de praktijkondersteuner ggz (POH ggz), de behandelaren in de generalistische basis ggz (bggz) en de behandelaren in de specialistische ggz (sggz).

Vanaf 1 januari 2014 zijn de afspraken, die in het bestuurlijk akkoord tussen VWS, de branche- en beroepsorganisaties zijn gemaakt over de rolverdeling tussen de zorgverleners, een feit. De huisarts heeft een nadrukkelijke poortwachtersrol en zal meer cliënten met klachten van psychische aard ‘bij zich houden’ in samenwerking met de bij de huisartsenpraktijk ingetrokken POH GGZ. Bij de verwijzing naar ‘de GGZ’ heeft de huisarts twee keuzen: (1) naar de meer oplossingsgerichte diagnostiek en behandeling in de bggz en (2) naar de op ernstigere en complexere klachten gerichte diagnostiek en behandeling in de sggz.

De huisarts heeft 5 criteria op basis waarvan hij/zij verwijst: het vermoeden van een stoornis; de ernst van de problematiek; het risico (op bijvoorbeeld de kans op verwaarlozing, geweld of zelfmoord); de complexiteit van de problematiek en het beloop van de klachten. De huisarts loopt al dan niet bewust een beslisboom door, die voor de cliënt tot een voorstel leidt – met al dan niet een verwijzing. Bij de GGZ-organisatie waar ik op dit moment betrokken ben, ervaren we de effecten van deze nieuwe manier van werken. Gedoe dus.

Als ik door mijn oogharen kijk, dan komt op dit moment minimaal 25% van de verwijzingen onterecht bij de sggz terecht. Er is een reparatieslag nodig: cliënt en huisarts moeten conform de spelregels van het nieuwe systeem worden geïnformeerd, dat de verwijzing op de verkeerde plek is terecht gekomen. De huisarts wordt gevraagd opnieuw te overwegen, waar de patiënt het beste op zijn plaats is. Huisartsen zitten helemaal niet op dergelijke rompslomp te wachten. En daarmee is het gedoe geboren.

patiëntenstroom

 

 

 

 

 

 

 

Terug naar de vraag of de cliënt van deze ‘verlegging van de patiëntenstroom’ er beter van wordt. Op dit moment moet ik heel diep nadenken om de voorbeelden naar boven te halen, die wijzen op de verbeteringen voor cliënten. Ik kan er een paar noemen: cliënten die zo op het eerste oog baat hebben bij de oplossingsgerichte strategie in de bggz of cliënten die het prettig vinden dichter bij huis, in hun eigen buurt behandeld te worden. In de dagelijkse praktijk overheerst echter het gedoe om cliënten ‘in het juiste spoortje’ terecht te laten komen.

In vergelijking met de veranderingen door de WMo, de Jeugdwet, de Wet langdurige zorg en de Participatiewet verloopt de stelselherziening in de GGZ relatief geruisloos. De kranten staan er niet bol van. Alle betrokkenen ervaren echter dagelijks wat deze stelselherziening vergt. Het jaar 2014 is het overgangsjaar. Voordat het antwoord op de vraag of de cliënt er beter van wordt, onderbouwd kan worden, zijn we een paar jaar verder.

Laat een reactie achter