Kleine GGZ
Datum: 16-02-2012
Kleine GGZ
Kleine instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) blijven. Dat is een van de conclusies uit het rapport “Van Instituten naar Ondernemingen in de GGZ”, dat Boer & Croon onlangs heeft gepubliceerd. Ik vond dat een opvallende conclusie. Tot nu toe worden kleine GGZ-praktijken nauwelijks serieus genomen. In een enkel geval worden zij als een lastige horzel in de pels gezien, maar daar blijft het wel bij. Volgens het rapport blijven ze dus en zullen ze een deel van de markt bedienen. Hun kracht is dat ze dichtbij en dus bereikbaar zijn.
Dit betekent nogal wat. Het betekent voor grote GGZ-instellingen dat zij daar rekening mee moeten houden in hun strategie. Het betekent dat zij moeten bedenken of zij zich willen richten op dit marktaandeel of dat ze het laten gaan.
Het betekent ook wat voor kleine GGZ-organisaties. Ik zit zelf in de raad van toezicht van een kleine organisatie. Ik merk hoeveel moeite het kost om basale kwaliteitsinstrumenten, zoals een privacyreglement of een klachtenregeling, goed te organiseren. Ik hoor dat het lastig is om contracten met zorgverzekeraars te sluiten, omdat die het veel te bewerkelijk vinden om met al die kleine partijen te onderhandelen. En ook de bedrijfsvoering vergt heel veel tijd en energie. Dit komt doordat aan kleine praktijken dezelfde eisen worden gesteld als aan grote instellingen.
Kleine GGZ-praktijken ondervangen dit door zich te organiseren, bijvoorbeeld in 1np. Maar zijn het dan nog kleine praktijken? Of moeten er aan kleine GGZ-praktijken, die veelal mensen met lichtere problematiek behandelen, lichtere eisen worden gesteld? En wat betekent dat voor de kwaliteit? Wat wil de klant? Interessante vragen. En handig om daar eens over na te gaan denken. Ze blijven immers, die kleintjes.