Politici en vertrouwen
Datum: 21-11-2006
Politici en vertrouwen
Zoals de waard is ………..
Aan de vooravond van de Tweede Kamer verkiezingen is het wel aardig om stil te staan bij de relatie tussen politici en vertrouwen. Die relatie is nogal dubbel.
Als politici aan de macht zijn vertrouwen ze niemand. Ze vertrouwen elkaar niet. Ze hebben geen vertrouwen in de burger. Ze stellen regels, willen controleren en handhaven. Ze hebben al helemaal geen vertrouwen in hun ambtenaren en noch minder in private organisaties en personen, die bij moeten dragen aan het realiseren van de publieke doelstellingen. Zorgaanbieders en zorgprofessionals moeten registeren en verantwoorden. Er moet toezicht op hen gehouden worden en er moeten controles worden uitgevoerd.
In de afgelopen vier jaar zijn er veel publicaties geweest, onder andere van de WRR en de SER, waarin politici geadviseerd wordt vertrouwen te hebben in professionals en burgers. Tot nu toe zijn die oproepen redelijk tevergeefs geweest. Als je de adviezen van Machiavelli aan de bestuurders van Florence leest, is dat ook niet onlogisch. Een machtshebber die te veel vertrouwt op anderen dan zichzelf, loopt het risico van de troon gestoten te worden. Het is dus niet zo vanzelfsprekend om politici te vragen vertrouwen in anderen te hebben.
Hoe anders is de opstelling van politici als de verkiezingen naderen. Dan wil iedere politicus betrouwbaar overkomen. Hij wil dat de kiezer gelooft dat hij zijn beloften waarmaakt. Hij vraagt om het vertrouwen van de kiezer dat hij goed het land zal besturen. Hij wil niet gecontroleerd worden en zeker niet onder toezicht staan. Hij wil alleen verantwoording afleggen over de afgelopen periode in de regering of in de oppositie voor zover daar successen te melden zijn. Over de ‘pyamadagen’ van de politiek in de afgelopen vier jaar gaan de verkiezingen niet. Dat de meerderheid van de Tweede Kamer afwezig is op de derde woensdag in mei, als het landsbestuur (de regering) verantwoording aflegt aan zijn toezichthouder (de Tweede Kamer), hoor je niemand vertellen in verkiezingstijd.
En nu vragen politici aan de kiezers een mandaat voor de komende vier jaar. Ze suggereren vertrouwen dat ze goed zullen besturen en goed toezicht zullen houden. Ze zijn wat vager over de wijze waarop ze zich verantwoorden. Ze vragen van iedereen good governance. Maar hoe is het met hun eigen governance gesteld?. Ze beloven ons van alles, terwijl ze weten dat ze dat niet allemaal waar kunnen maken. Toch vragen ze het mandaat en ongeclausuleerd vertrouwen van de kiezer.
Maar dat vertrouwen is dus niet wederzijds. Dat de burger bereid is (althans als er voldoende opkomst bij de verkiezingen is) politici het vertrouwen te geven, wil niet zeggen dat het omgekeerde ook het geval is. De kans dat politici vanuit wantrouwen blijven besturen lijkt me nogal groot.
De vraag bij de verkiezingen is dus nogal paradoxaal:
‘Burger geef mij als politicus het vertrouwen opdat ik u vier jaar kan wantrouwen’