Tweede workshop coöperaties
Datum: 10-03-2011
Tweede workshop coöperaties
De tweede workshop coöperaties was gisteren op kantoor weer goed bezet met elf deelnemers.
Voor een deel kwamen dezelfde onderwerpen aan de orde als vorige keer. Zie mijn blog van 17 februari 2011.
Deze keer kwam heel duidelijk het verschil tussen een coöperatie voor zorgorganisaties en een coöperatie voor cliënten/burgers aan de orde. Na de maaltijd (opnieuw lekker Indisch eten) zijn we daarom ook in die twee groepen uiteen gegaan. Dat geeft ook verschillende inzichten. Ik kom daar op terug.
In het gezamenlijk deel hebben we naast de coöperatie ook stilgestaan bij andere rechtsvormen. Ik ga daar verder op in, omdat het een nuttig beeld oplevert. Om te beginnen kun je onderscheid maken tussen privaatrechtelijk en publiekrechtelijk. Publiekrechtelijk betreft overheden en overheidsorganisatie, zoals ZBO’s, agentschappen en gemeenschappelijke regelingen.
Privaatrechtelijk is het onderscheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen van belang. Natuurlijke personen zijn gewoon mensen die handelen en zaken doen. Rechtspersonen zijn organisaties, die opgericht zijn door een akte van de notaris. Een tussenvorm tussen beide zijn samenwerkingen tussen personen, zoals de maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap. In dit tussengebied verandert de regelgeving binnenkort sterk als de Wet op de Personenvennootschappen van kracht wordt, die nu bij de Eerste Kamer ligt. Daar ga ik het dus verder niet over hebben.
Gisteren ging het vooral over de verschillende rechtspersonen. Eigenlijk zijn dat er maar drie:
– De Vennootschap.
– De Vereniging.
– De Stichting.
Bij de Vennootschap is er onderscheid tussen de Naamloze Vennootschap, waarvan de aandelen vrij verhandelbaar zijn (en dus niet op naam staan) en de Besloten Vennootschap, waarvan de aandelen op naam zijn geregistreerd in een aandelenregister. De BV komt in de zorg veel voor. De NV nauwelijks.
Bij de Vereniging is er het onderscheid tussen de gewone vereniging en de Coöperatieve Vereniging of coöperatie. De vormgeving van een gewone vereniging is vrij en wordt bepaald door de statuten. Voor de Coöperatieve Vereniging eist het BW (Burgerlijk Wetboek) dat de coöperatie de materiële belangen van haar leden behartigt, daarvoor een bedrijf uitoefent en overeenkomsten met haar leden sluit. Die eisen bepalen dus in belangrijke mate wanneer je zult kiezen voor een coöperatie: er moet een materieel belang zijn dat je in contracten met de leden vast kunt leggen en waarvoor je een bedrijf uitoefent. Er moet dus iets kwantitatiefs vast te leggen zijn. Dat was ook een belangrijk discussiepunt gisteravond, zeker bij een coöperatie om cliënten inspraak te geven. Wat is dan het materiële belang? Kan dat de AWBZ aanspraak zijn of het recht op een pakket extra zorg? Of nog iets anders?
Er is een belangrijk verschil tussen Vereniging en Vennootschap enerzijds en de Stichting anderzijds. Bij Vereniging en Vennootschap is aanwijsbaar wie de direct belanghebbenden zijn. Dat zijn de aandeelhouders respectievelijk de leden. Ze krijgen macht, omdat ze ervoor betalen (door aandelen te kopen of door hun lidmaatschapsgeld te betalen). Die macht oefenen ze uit via de Algemene Vergadering, het hoogste bestuursorgaan. Een Stichting heeft geen direct belanghebbenden, die via een algemene vergadering macht kunnen uitoefenen. De wetgever heeft dat ook zo bedoeld. Middelen moeten in de stichting blijven en mogen niet uitgekeerd worden. Juristen noemen dat ‘de dode hand’.
Dit juridische verhaal leidt tot één duidelijke conclusie: als je iets wilt organiseren, waarin direct belanghebbenden zeggenschap moeten hebben over wat er gebeurt en daar zakelijk belang bij hebben, dan moet je niet voor de stichting kiezen. Dan is de vennootschap of de vereniging een betere vorm. Gaat het vooral over de zeggenschap, dan is de gewone vereniging voldoende en hoef je je niet aan de coöperatie te wagen. Gaat het om grote zakelijke belangen, dan biedt een coöperatie meer houvast.
Met deze kennis en opvattingen gingen we uit elkaar in twee groepen. De ene groep onderzocht of het organiseren van de samenwerking tussen organisaties via de coöperatie zou kunnen. We hebben de casussen van de deelnemers besproken en daaruit conclusies getrokken. Ik ga uiteraard niet op de afzonderlijke casussen in, maar wel is duidelijk dat je door te praten over de coöperatie als vorm heel helder krijgt wat je wilt bereiken en wat je moet regelen. Dan zul je vaak voor iets anders dan de coöperatie kiezen, maar door erover te praten, komen wel alle aspecten aan de orde. De meeste aspecten heb ik al in mijn vorige blog genoemd.
De andere groep keek naar de mogelijkheid om de coöperatie te gebruiken om meer zeggenschap van cliënten in een zorgorganisatie te organiseren. Daar was de conclusie heel duidelijk. Als de coöperatie een vorm zou zijn, die in de plaats komt van de huidige structuur met cliëntenraden, dan zou de coöperatie zowel voor de organisatie als voor de cliënten wellicht mogelijkheden bieden. Als de zeggenschap van de ALV bovenop alle bestaande medezeggenschap komt, dan moet je het niet doen. Het is zo al ingewikkeld genoeg en hoe krijg je goed geregeld wat er in de cliëntenraad en wat in de ALV komt. Maar minstens zo belangrijk is het criterium voor een cliënt om lid te mogen worden van een coöperatie en wat hij daarvoor over moet hebben. Je moet het recht om zeggenschap in de algemene vergadering te hebben immers ‘kopen’, zoals we eerder zagen. De coöperatie kan wel heel zinvol zijn als je al een ledenorganisatie hebt, zoals een van de deelnemers. Zo’n ledenorganisatie is een beetje vergelijkbaar met een ouderwetse Kruiswerk organisatie, waar iemand lid van wordt om extra (gezondheidsdiensten) af te nemen. Dan is het materiële belang duidelijk en ligt een coöperatie voor de hand.
De workshops duren van vier uur tot acht uur ’s avonds met een onderbreking voor de maaltijd. Eveline en ik gaven de workshop gisteren opnieuw samen. In de ‘nazit’ stelden we vast dat er in zo’n korte periode veel gebeurt. Er wordt veel kennis over gedragen, er vindt een levendige discussie plaats en de deelnemers wisselen hun casussen en ervaringen met elkaar uit. De deelnemers vonden de workshop plezierig en gingen met veel informatie en denkstof naar huis. Een van de aanwezigen verzocht mij om vooral veel over het onderwerp te publiceren. Daar denk ik over na. Deze blog is in ieder geval een begin.