VOC & Governance 3 Belangenverstrengeling en Integriteit
Datum: 07-12-2020
VOC & Governance 3 Belangenverstrengeling en Integriteit
De VOC kenmerkt zich door vele vormen van belangenverstrengeling en dubbelfuncties. Een aanzienlijk deel van de bewindhebbers van de VOC vervulde ook een functie in het openbaar bestuur. Zij waren burgemeester van een van de steden, waarin de Kamers van de VOC gevestigd waren en tegelijkertijd bewindhebber van de VOC en dus ook geldschieter. Het was een eer om deze beide functies te bekleden. Heren (vrouwen spelen in het bestuur VOC geen rol) waren heel lang zowel burgemeester als bewindhebber en de functies gingen van vader op zoon over. Voor de VOC was deze overlap een voordeel, omdat de overheid zich vanwege de belangenvermenging niet met de VOC bemoeide. Maar het was ook een nadeel, want deze ‘vroede vaders’ waren regenten en geen kooplieden. Ze misten dus de handelsgeest, die VOC nodig had. Te veel publieke functionarissen in een organisatie is ook anno 2020 een belemmering voor het functioneren van een private organisatie in de markt.
De Heeren XVII werden paritair uit de bewindhebbers geselecteerd. Zij hadden dus de dubbelfunctie van gewoon bewindhebber en lid van de Heeren XVII, hetgeen hier en daar wrijving gaf met de ‘achterban’ in de eigen stad. Tegelijkertijd waren alle 79 bewindhebbers verantwoordelijk voor het beleid van de VOC en moesten ze het belang van hun eigen Kamer in de gaten houden. Binnen die Kamer hadden ze weer een eigen executieve verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor het uitrusten van de expedities. Een deel van hen was bovendien lid van een van de commissies, die enerzijds moest controleren en anderzijds moest uitvoeren. Op schilderijen van bewindhebbers staan de heren met één fraaie hoed op, maar in de praktijk hadden ze vele tegenstrijdige petten tegelijk op. Zo veel petten tegelijk op hebben komt in moderne ondernemingen minder voor, behalve in familiebedrijven en bij DGA bedrijven. Wij zijn er ons nu in de ‘Westerse Wereld’ vaak iets meer van bewust dat zo veel petten tegelijk onwenselijk is. Anderzijds zijn er mensen (zoals D.Trump ‘Make Me Great Again), die dit soort verwevenheden de normaalste zaak van de wereld vinden. De regels zijn sinds 1602 veranderd, maar de mentaliteit nog niet overal.
Een van de bijzonderste vormen van belangenverstrengeling binnen de VOC vind ik dat de bewindhebbers ook zelf mochten handelen. Ze mochten goederen van de VOC kopen en deze zelf op de markt verkopen met winst voor zichzelf. Ze beheerden gezamenlijk de voorraden van de VOC. Door te spelen met die voorraden en door soms de VOC zaken te laten doen en het andere keren zelf te doen, konden de heren zich op allerlei manieren zelf verrijken ten koste van de VOC en de participanten. Maar ook ten koste van de rest van de samenleving, waarin VOC en bewindhebbers samen een monopolie hadden. Tot ergernis van andere kooplieden en van de participanten. Het octrooi, dus de ‘license to operate’ van de overheid voor de VC, sloot dit niet uit. Gezien de eerder genoemde vermenging van VOC functies en overheidsfuncties is dat niet onbegrijpelijk. Handelen voor jezelf in concurrentie met de onderneming die je leidt, wordt in de huidige codes als ongewenst gezien. Toch komt het voor, waarbij de persoon in kwestie deze handelswijze vanzelfsprekend vindt. Denk aan Henri Keizer, die als interim-bestuurder van een uitvaartvereniging het uitvaartbedrijf aan zichzelf als ondernemer verkocht.
In Azië was zelfverrijking en corruptie een groot probleem, dat de Heeren XVII wel kenden, maar niet aanpakten. Zij bevorderden dat zelf door ‘gunstelingen’ naar het Verre Oosten te sturen, die allerlei privileges krijgen en zich naast hun gage vanuit de VOC konden verrijken daar zelf handel te drijven, om te kopen of zich te laten omkopen, gunsten te verlenen en wederdiensten te verwachten. De VOC had daar ook belang bij, omdat de verdiende gelden via de VOC naar Nederland werden teruggesluisd. Zeker in de 18de eeuw neemt deze corruptie binnen de VOC grote vormen aan. Het bestuur van de VOC doet er niets aan. Er werden wel in 1692 voorgangers van compliance officers aangesteld, maar deze ‘impendente fiscaals’ werden op grote schaal belemmerd in hun onderzoek en het werken onmogelijk gemaakt. Zij moesten aan de Heeren XVII rapporteren, maar hun rapportages werden soms onderweg tegengehouden. Ook daarin is in de 21ste eeuw nog weinig veranderd, gezien de hoeveelheid niet doorgezonden notities, waar de Parlementaire Onderzoekscommissie naar de Kinderopvangtoeslag.