Governance van netwerken: hoe doe je dat?

Datum: 22-08-2018

Governance van netwerken: hoe doe je dat?

Organisaties moeten steeds vaker samenwerken met andere partijen in de vorm van een netwerk. Die netwerksamenwerking wordt als vanzelfsprekend gezien en als het nieuwe ideaal. Ik lees af en toe bevlogen verhalen over het verdwijnen van de grenzen van organisaties en dat alles in de nabije toekomst via netwerken zal gaan. Is dat wel zo? Is de wens niet de vader van de gedachte? Want samenwerking is niet zo gemakkelijk en het opgeven van je eigen autonomie al helemaal niet. Kijk maar naar het spel tussen het VK en de EU over de Brexit, die begon met de kreet ‘taking back control’.

Ook organisaties in zorg en welzijn moeten steeds meer samenwerken, waarbij de aanname is dat ze hun ‘control’ over hun eigen organisatie kunnen en willen overdragen aan het netwerk. Dat is nog niet zo gemakkelijk. De Zorgbrede Governancecode 2017 biedt hiervoor geen enkel houvast, maar richt zich op een organisatie binnen één rechtspersoon. Ook voor een concern van meerdere rechtspersonen onder een bestuur en een toezicht biedt de code overigens geen houvast[1]. Waar moet je dan als bestuurder, toezichthouder of professional bij netwerksamenwerking wel je houvast vandaan halen?

Vilans heeft inmiddels redelijk wat onderzoek gedaan naar samenwerking in netwerken of ‘governance tussen organisaties’, zoals zij dat noemen. In de samenvattende publicatie staan een aantal ‘helpende principes’:

  1. Samen sturen op doel en inzet van middelen.
  2. Mede-eigenaarschap op risico en resultaat.
  3. Oog voor de ijsberg (toezicht en verantwoording).
  4. Governance naar lokale maat: belief en mandaat.
  5. Wisselende samenwerking om waarde te creëren.
  6. Burgerkracht en invloed organiseren én eigenheid creëren.

Dat klinkt goed en daar kun je niet tegen zijn, maar de principes geven nog geen antwoord op de praktische vraag hoe je dat dan doet en hoe het verband is tussen de governance van de samenwerking en de eigen governance, blijft nog grotendeels onbeantwoord. Dat is ook lastig omdat alle externe toezicht- en verantwoordingssystemen gericht zijn op de ene organisatie en niet of weinig op het netwerk.

De IGJ heeft aangekondigd toezicht te gaan houden op zorgnetwerken. Ze heeft daartoe een visienota ontwikkeld, gedateerd mei 2018 en gepresenteerd in juli van dit jaar. De IGJ maakt onderscheid tussen ‘georganiseerde netwerken van zorgaanbieders’ en ‘persoonlijke zorgnetwerken rond cliënten’. Ze is voornemens toezicht te gaan houden op die persoonlijke netwerken met als hoofdthema’s:

-        Cliënt centraal: Staat de behoefte van de cliënt centraal in het zorgnetwerk?

-        Mantelzorg: Werken de zorg- en hulpverleners samen met de mantelzorg?

-        Integrale zorg: werken de zorg- en hulpverleners samen in het netwerk?

-        Veiligheid: Is de zorg vanuit het zorgnetwerk veilig?

De IGJ is nog niet erg helder over de manier, waarop ze dit toezicht zal operationaliseren. Ook is ze niet helder over de vraag hoe je toezicht op het persoonlijke netwerk kunt houden als je niet ook naar het achterliggende netwerk van zorgaanbieders kijkt. Volgens de IGJ heeft ze op dit moment geen wettelijke grondslag voor toezicht op - en handhaving in zorgnetwerken.

Blijft dus de vraag hoe organisaties kunnen samenwerken in netwerken en waar je dan op moet letten. In een eerdere blog heb ik al eens een lijstje van vragen over samenwerking gepubliceerd:

-        Wat levert de samenwerking voor onze cliënten op?

-        Wat levert de samenwerking voor onze medewerkers op?

-        Welk rendement verwachten we in kwaliteit, geld en plezier in het werk?

-        Moeten we dit (bij voorbeeld vastgoed beheren) wel zelf doen of door fusie binnenhalen? Of kunnen we het beter uitbesteden aan een ander die er alle verstand van heeft?

-        Welk probleem lossen we op met de samenwerking?

-        Organiseren we het probleem niet mee in de samenwerking?

-        Welke nieuwe problemen gaat de samenwerking opleveren?

-        Wat gaat er verloren als we met die ander gaan samenwerken?

-        Hoe erg is het als de samenwerking niet doorgaat? Noem eens een aantal argumenten om deze samenwerking niet aan te gaan?

-        Welke mijlpalen kunnen we benoemen aan de hand waarvan we het proces tot samenwerking kunnen monitoren?

-        Welke meetpunten zijn er als de samenwerking er is om te kijken of de doelen gerealiseerd worden? Waar liggen deze in de tijd?

-        Waar liggen ‘points of no return’? Wanneer kunnen we nog stoppen? En wat zijn de consequenties als we halverwege stoppen?

In een artikel in ZM heb ik 15 governance principes voor samenwerking in zorgnetwerken geformuleerd, die deels antwoord geven op deze vragen.

Wij hebben voor onze workshops, colleges en opdrachten deze vragen en principes samengevat in de ‘ster van samenwerking’. Die kan dienen om de afweging te maken of je met een andere partij wilt samenwerken en waar je dan op moet letten.

In ons college ‘Governance van samenwerking in netwerken’, die we op open inschrijving op 30 oktober 2018 geven, werken we die ster uit en vertalen die in praktische handvaten om de governance van samenwerking en van de samenhang in het eigen concern.

[1] Ik heb mogen bijdragen aan het eerste concept van de code, maar het is mij helaas niet gelukt beide onderwerpen in de code te krijgen.

Laat een reactie achter