Zelfevaluatie van de raad van toezicht 2 Verantwoording

Datum: 29-10-2020

Zelfevaluatie van de raad van toezicht 2 Verantwoording

In een eerdere blog schreef ik over de vele evaluatiemomenten, die er zijn buiten de formele zelfevaluatie van de RvT/RvC. Tijdens de masterclass, waarin ik die zaken besprak, kwamen van de aanwezige toezichthouders vraag of en zo ja hoe de raad zich moet verantwoorden over zijn evaluatie. Moet die geheel of gedeeltelijk openbaar zijn? Sommige subsidiegevers eisen dat. De aanwezigen dachten daar verschillend over. Mensen met hun roots bij de overheid vinden het eerder vanzelfsprekend dat de subsidiegever de evaluatie kan opeisen, dan mensen uit de private sector (waaronder ik hier ook zorgorganisaties, scholen en woningcorporaties reken).

Ik vind het geen goede zaak om de gehele evaluatie van het toezichthoudend orgaan te delen met anderen, die niet bij de evaluatie aanwezig waren. Evaluatie en zelfreflectie die je door kritisch naar jezelf en naar de anderen in het team te kijken en daar open het gesprek over te voeren. Een dergelijk gesprek kan alleen in vertrouwelijkheid plaatsvinden. Als je het gesprek voor de bühne voert of alle details daarvan met een ander moet delen, dan vindt het echte gesprek niet plaats. Eerder schreef ik naar aanleiding van de eis van verzekeraars om de resultaten van de ROM in de GGZ te zien al twee blogs  onder de titel ‘Controleren is contra leren’. Die uitspraak geldt ook voor de evaluatie van het toezichthoudend orgaan. Als een externe partij wil controleren hoe de raad zichzelf evalueert, dan belemmert dat het leren. Of er komt een ‘schone schijn’ rapportage uit. De raad schrijft zijn echte evaluatie en de wat lastiger leerpunten niet op, maar maakt een opgepoetste positieve openbare samenvatting. In beide gevallen wordt er maatschappelijk niets nuttigs bereikt.

De situatie is een beetje anders bij een vennootschap en een (coöperatieve) vereniging, waarin de Algemene Vergadering (van aandeelhouders, dan wel van leden) de RvC benoemt, schorst en ontslaat. Dan moet de Algemene Vergadering zich een oordeel vormen over het functioneren van de commissarissen en is het vanzelfsprekend dat de Algemene Vergadering ook aan de RvC vraagt hoe hij zijn eigen functioneren beoordeelt.

Moet er dan niets naar buiten komen over de evaluatie van de RvT? Natuurlijk wel, maar dan gaat het om het resultaat en niet om de weg die bewandeld is om tot dit resultaat te komen. Dat resultaat kan in de jaarverantwoording van de RvT/RvC opgenomen worden. Daarbij gaat het uitsluitend om de kern van de evaluatie.

In dat verband is het zinvol nog even te kijken wat de term ‘evaluatie’ eigenlijk betekent. Hij komt van het begrip ‘value’, dus waarde. Evalueren is dus eigenlijk waarde bepalen. Wat is de waarde van ons toezicht het afgelopen jaar geweest? En voor wie had ons toezicht welke waarde?

Die verantwoording kan zinvol zijn en mag zeker openbaar zijn. Maar juist dat is hartstikke moeilijk. En het roept de vraag op of iemand, in dit geval de RvT, zijn eigen waarde wel kan bepalen.

Het heeft echter geen zin om te weten hoe het proces om tot het bepalen van de waarde (= de zelfevaluatie) is verlopen als je niet helder kunt krijgen wat de waarde is.

Een extra probleem is dat de waarde van het toezicht lastig te bepalen is, zolang het redelijk goed gaat met een organisatie. Pas als het slecht weer of crisis is, blijkt de waarde van goed toezicht.

Als die waarde van het toezicht dan tegenvalt, is het wel heel gemakkelijk om te roepen dat ‘het toezicht heeft zitten slapen’ of te schrijven ‘Waar was de raad van toezicht?’

Uiteindelijk gaat het dus om de vraag of het toezichthoudend orgaan voor zichzelf en voor anderen helder kan krijgen wat zijn toegevoegde waarde is. Het daar over hebben is veel belangrijker dan opeisen van de methodiek en het verslag van de zelfevaluatie.

Trefwoorden:

Governance, Leren en ontwikkelen, maatschappelijke ontwikkelingen

 

Laat een reactie achter