VOC & Governance Inleiding

Datum: 25-11-2020

VOC & Governance Inleiding

De VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) wordt weleens als de eerste ‘moderne’ onderneming met aandeelhouders gezien. Het was ook een van de eerste ondernemingen, waarvan de governance goed gedocumenteerd is. Ik schreef daar al eerder een blog over toen Jan-Peter Balkenende de VOC-mentaliteit ten onrechte ophemelde. Inmiddels staat de VOC eerder in een negatief daglicht, onder andere vanwege het wangedrag van Jan Pieterszoon Coen (waar ook in zijn tijd al veel kritiek op was).

Vanuit governance bezien blijft de VOC echter een heel interessante organisatie, die te maken had met allerlei governance problemen die anno 2020 nog steeds spelen.

Recent heb ik me opnieuw en nog wat intensiever verdiept in het reilen en zeilen van de VOC aan de hand van het voortreffelijke boek ‘Geschiedenis van de VOC’ van Femme S. Gaastra. Het boek dateert uit 1992, maar is in 2012 geheel herzien. Ik vond het in de museumwinkel van het museum in Vlissingen. Ik heb het met aandacht gelezen. Het is een prachtig boek vol met informatie en illustraties. De informatiedichtheid is zo hoog dat je het af en toe even weg moet leggen.

Gaastra beschrijft de geschiedenis, die leidde tot de oprichting van de VOC in 1602 tot aan het faillissement in 1798. Hoewel hij het boek niet zo bedoeld heeft, is het ook een prachtig naslagwerk voor de governance van deze onderneming. Dat leert je dat governance vraagstukken en ongewenst gedrag van mensen zich niet pas in de twintigste eeuw aandienen, maar in ieder geval al 4 eeuwen eerder.

Ik haal uit het boek onder andere de volgende governance vraagstukken:

1.       Onbestuurbare topstructuur.

2.       Te weinig invloed van deel van de geldschieters

3.       Belangenverstrengeling en dubbelfuncties.

4.       Slechte administratie en gebrek aan verantwoording.

5.       De organisatie is machtiger dan de overheid, maar leunt er wel op.

Ik zal als een soort feuilleton deze onderwerpen in opeenvolgende blogs behandelen. Voor ik dat doe geef ik in deze blog een samenvatting van de structuur van de VOC.

Aan de oprichting van de VOC was een periode met andere ondernemingen voorafgegaan. Deze zogenaamde ‘voorcompagnieën’ werden opgericht om één expeditie naar de Oost te financieren. Als de expeditie was afgerond werd er afgerekend en werd de compagnie opgeheven. Nieuw aan de VOC was dat deze een blijvend karakter had en bedoeld was om permanent expedities te organiseren. De opbrengst van de expedities werd dan ook niet meer uitgekeerd aan de inleggers, maar bleef als kapitaal in de onderneming. Slechts een deel van de opbrengst kon als dividend worden uitgekeerd, al gebeurde dat volgens de geldschieters te weinig. De VOC kreeg een monopolie van de overheid in de vorm van een 20-jarig ‘Octrooi’ dat na 1622 telkens opnieuw verlengd is.

De geschiedenis met de voorcompagnieën had invloed op de inrichting van de VOC. De VOC bestond uit 6 kamers uit steden, die eerder al reizen naar de Oost hadden georganiseerd (Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Delft, Rotterdam en Zeeland). Iedere kamer had participanten (aandeelhouders), die geld in de onderneming staken en niet meebestuurden, en bewindhebbers, die zowel geld investeerden als bestuurden. Er waren 76 (later 60) bewindhebbers en een veelvoud daarvan aan participanten. Uit het midden van die bewindhebbers werd een soort dagelijks bestuur gevormd van 17 mannen, de ‘Heeren XVII’ of ‘Heeren Seventien’ volgens een vaste verdeelsleutel over de zes kamers met een overheersende rol van Amsterdam. Toen de VOC eenmaal vaste grond onder de voeten had in het Verre Oosten, werd in Batavia een sterk decentraal bestuur gevestigd, ‘De Hooge Regeering’. Die term is verwarrend omdat dit in feite de tweede managementlaag binnen de private VOC was en geen publiekrechtelijke overheidsregering. De Zeven Provincieën hadden noch over de bewindhebbers noch over de Hooge Regeering iets te zeggen. De Hooge Regeering was formeel ondergeschikt aan de Heeren XVII en de baas van de leiding van de andere factorijen in India, China, Japan en andere gebieden. Het bijzondere van de VOC was, dat deze niet alleen handel dreef, maar ook oorlog voerde en het bewind voerde over de wingewesten, waar ze voortdurend het evenwicht zochten tussen samenwerken met het lokale bestuur, dit bestuur verdelgen of ondergeschikt maken door strijd.

De VOC had al een bestuurssecretaris avant la lettre, de ‘Advocaat’ geheten, die het bestuur ondersteunde. De Advocaat was een machtig man, een van hen heeft de functie 50 jaar uitgeoefend. De VOC werkte ook als met commissies, die het werk van de bewindhebbers moesten controleren, een soort ‘kascommissie’. Maar die commissies hadden ook een uitvoerende taak onder leiding van een deel van de bewindhebbers. De kamers hadden hun eigen verantwoordelijkheid en er was voortdurend strijd of de Kamers hun eigen keuzen konden maken of de instructies van de Heeren XII moesten opvolgen. Een andere voortdurende strijd was dat de participanten geen inzicht in de boeken kregen en te weinig en te laat dividend uitgekeerd kregen. Waarbij de Heeren XVII soms ook besloten dividend niet in de vorm van geld, maar in de vorm van specerijen uit te betalen, meestal om zo van een overschot van die specerij op de markt af te komen.

De VOC was succesvol in de 17de en de eerste helft van 18e eeuw, maar in de tweede helft van deze eeuw ging het bergafwaarts, resulterend in een faillissement in 1798 tezamen met het vervallen van het octrooi. In 1800 was de onderneming opgeheven.

Uit deze korte beschrijving blijkt al hoeveel interessante -nu nog actuele- governance vraagstukken in de VOC speelden. Daar ga ik in de volgende afleveringen op in.

 

2 reacties

  1. Theo Peters op 25 november 2020 om 17:49

    Interessant en
    Prikkelend om naar de Governance in het verleden te kijken

  2. René Bontje op 7 december 2020 om 22:08

    Knap georganiseerd. Onze handelsgeest is hierop gebaseerd.

Laat een reactie achter