Met onze relaties werken we aan een serie Toekomst Verkenningen voor Zorg en Welzijn. Die zijn vastgelegd in essays en interviews, waarvan we er de komende maanden wekelijks een of twee publiceren.
Thema’s van dit essay : ouderenzorg, duurzame innovatie
Terug naar vroeger, maar dan anders
Over de noodzakelijk transformatie van de ouderenzorg
Marc van Ooijen
Inleiding
Het aantal ouderen dat zorg nodigt heeft zal in 2040 zijn verdubbeld ten opzichte van 2020, als we de zorg blijven organiseren zoals we dat anno 2021 doen. Dit simpele gegeven maakt de conclusie onontkoombaar dat de ouderenzorg moet transformeren. Hoewel dit geen nieuws meer is, komt de noodzakelijke transformatie onvoldoende op gang. Een deel van de verklaring hiervoor is dat vele beleidmakers nog niet dagelijks met de problemen worden geconfronteerd (zoals wachtlijsten, onvervulbare vacatures) of alleen maar bezig zijn om de zorg binnen de korte termijn financiële kaders georganiseerd te krijgen (zoals menig wethouder doet om de kosten WMO in de grip te krijgen). Daarnaast denken nog vele bestuurders in de ouderenzorg dat de uitdaging vooral zit in het snel meer verpleeghuisplekken realiseren en meer personeel, uiteraard gecombineerd met (meer) technologie. Tezamen met het feit dat steeds meer private investeerders ‘oude’ woonzorgconcepten in de markt zetten, maakt deze overtuiging en handelswijze het probleem echter alleen maar groter. Alles wat we de komende jaren bouwen op basis van bestaande zorgconcepten, is eigenlijk bouwen voor leegstand, omdat deze concepten te veel professionele zorgverleners vereisen. De kern van het probleem is dat we datgene wat we nu zorg noemen echt anders moeten gaan definiëren en organiseren, opdat deze ‘zorg’ verhoudingsgewijs met de helft van de nu benodigde professionals per zorgvrager kan worden verleend.
De transformatie van de zorg vraagt volgens mij in de eerste plaats anders kijken naar gezondheid, namelijk volgens het gedachtengoed van Positieve Gezondheid. Daarnaast vraagt het van diverse professionele organisaties (zorg, welzijn, woningcorporatie en gemeenten) om te werken vanuit ‘vitale gemeenschappen’, om samen met burgers te kijken wat zij kunnen en willen als het gaat om een kwalitatief goed leven. Als we dit doen, zetten we eigenlijk in op een meer inclusieve samenleving waarin ‘noaberzorg’ (omkijken naar en zorgen voor elkaar) weer gewoon wordt. Dat lijkt teruggrijpen op het verleden en dat is voor een deel ook zo: we zijn doorgeschoten in het organiseren van het leven middels dienstverlening door professionals. Anderzijds moeten we juist alle kennis die we opgedaan hebben, inzetten om de noaberzorg en inclusieve samenleving conform de huidige opvattingen over goed leven überhaupt te kunnen ‘organiseren’. Dat vraagt een ‘andere’ professionaliteit en nieuwe organisatievormen.
Hieronder werk ik de diverse stellingen en opvattingen uit de bovenstaande alinea verder uit.
Positieve Gezondheid
In het huidige zorgstelsel, maar ook in de hoofden van mensen, is nog steeds de gedachte leidend dat gezondheid hetzelfde is als de afwezigheid van ziekte. Maar, mensen zijn niet hun aandoening. Daar wordt in de zorg te veel op gefocust. Alle aandacht gaat uit naar klachten en gezondheidsproblemen, en hoe we die kunnen oplossen. Positieve Gezondheid kiest een andere invalshoek. Het accent ligt niet op ziekte, maar op mensen zelf, op hun veerkracht en op wat hun leven betekenisvol maakt. En dat is voor iedereen verschillend. Bij Positieve Gezondheid is het streven mensen zo lang mogelijk regie te laten voeren op hun eigen leven en hun vermogen om met fysieke, sociale en emotionele uitdagingen om te gaan. Dat geldt zeker ook bij ouderen, zelfs als zij al in een verpleeghuis verblijven. Als alle professionele zorgverleners dit meer gaan doen, zullen er andere ‘ondersteuningsvragen’ komen. Er zal minder worden ‘behandeld’, minder worden doorverwezen naar medisch specialisten et cetera.
Anders kijken naar gezondheid draagt het risico in zich dat we uitsluitend door ‘herdefinitie’ de gezondheidszorg ‘kleiner’ maken of dat mensen te laat geholpen worden aan hun aandoening. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. We zullen dus met elkaar moeten leren het goede gesprek te voeren, waarbij de zorgprofessionals meer en meer moeten accepteren dat individuen tot het laatste moment zelf keuzes maken, ook als de professionals op basis van hun kennis en kunde iets anders zouden adviseren. Het gaat niet om een zo lang mogelijk leven maar om een kwalitatief zo goed mogelijk leven, in de ogen en naar maatstaven van de persoon in kwestie.
Vitale Gemeenschappen
Professionele zorgverleners zijn gewend geraakt om de regie over te nemen van mensen die een ‘zorgvraag’ hebben. Vanwege hun expertise zijn zij immers bij uitstek in staat om voor mensen te zorgen. Maar lang niet iedereen wil dat. Bovendien wordt vaak meer gedaan dan waar mensen om vragen én wordt te weinig gekeken wat mensen of hun omgeving zelf nog kunnen. De professionele organisaties moeten weg van de teken- en vergadertafels en de buurten en wijken in om samen met burgers te bezien hoe zij vorm en inhoud willen geven aan hun buurt of wijk. Hierbij is van belang ook het gesprek te voeren wat mensen zelf kunnen en willen. Daarna komt pas aan de orde welke ‘diensten’ de professionele organisaties gaan leveren.
Noaberzorg of de inclusieve samenleving
De cohesie in buurten en wijken is soms ver te zoeken, hoewel de meeste mensen echt wel iets over hebben voor een ander. Het is dus nodig dat de ontmoeting in de buurt meer gestimuleerd en georganiseerd wordt. Dat moet in fysieke zin, maar soms kan het ook digitaal. Of het nu een pakketjes-ophaal (of aflever) punt is bij iemand die toch altijd thuis is of het jezelf beschikbaar stellen om op een door jou bekendgemaakt tijdstip ook een paar boodschapjes voor een buurtgenoot mee te nemen. Het gaat om dit type gedrag.
Natuurlijk zijn er plekken in Nederland waar het idee van een meer inclusieve samenleving niet of ten minste veel minder snel op gang komt. Noaberzorg zal op plekken misschien zelfs een illusie blijken, maar het gaat om een richting en beweging. Liever nog, het gaat om het zien, waarderen en stimuleren van de heden ten dage al bekende talloze burgerinitiatieven. Het wiel hoeft niet opnieuw te worden uitgevonden, maar initiatieven moeten ten minste minder worden tegengewerkt. Als professionele organisaties zich achter deze initiatieven en ideeën gaan scharen, zonder de organisatie over te nemen, dan gaat dat echt iets betekenen.
Door de stijging van het aantal ouderen, zal ook de vraag naar wat we nu nog ‘verpleeghuiszorg’ noemen, toenemen. Hoewel de schattingen fors uiteenlopen, moet er voor 2040 rekening worden gehouden met een stijging tussen de 75% en 110% van het volume van 2020. Bovenstaande feiten en argumenten kunnen echter niet anders dan tot de conclusie leiden dat we vooral geen extra verpleeghuizen moeten bouwen. Los van de onmogelijke bouwopgave is deze ‘organisatievorm’ namelijk niet toekomstbestendig. We moeten in de toekomst immers met relatief veel minder zorgprofessionals deze mensen verplegen en verzorgen. Bovendien wil eigenlijk niemand naar een verpleeghuis. Kortom, we moeten naar andere combinaties van wonen en zorg, waarbij de zwaarste zorg ook in een omgeving moet kunnen worden verleend, waar ‘anderen’ een deel van die zorg voor hun rekening kunnen nemen. Eén simpel voorbeeld: nu kunnen partners vaak niet mee naar het verpleeghuis, omdat ze geen indicatie hebben. Los van het feit dat dit menselijkerwijs ‘onbestaanbaar’ is (mensen die decennia samen zijn uit elkaar halen, omdat wij het niet georganiseerd krijgen), kunnen deze partners vaak veel betekenen in de zorgverlening van hun partner en in het samenzijn met anderen (noaberschap). Denk in dit kader aan concepten zoals de Knarrenhof.
Vernieuwende organisatievormen en een nieuwe professionaliteit
De gezondheidszorg kent talloze schotten. Dat geldt niet alleen in de financiering, maar ook tussen de ‘kolommen’ gehandicaptenzorg, ouderenzorg, jeugdzorg, welzijn en geestelijke gezondheidszorg. Terwijl, bijvoorbeeld, ook binnen de gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg mensen ‘oud’ worden. Kortom, ook tussen de ‘kolommen’ in de gezondheidszorg moeten muren worden afgebroken. Dat kan door teams van professionals samen te stellen vanuit deze verschillende kolommen. Bovendien vraagt deze ontwikkeling een ‘andere’ professionaliteit, ook wel ‘t-shaped professionals’ genoemd: de bedoelde professionals brengen vakkennis in, maar vooral ook samenwerkingsvaardigheden en competenties om over hun eigen vakgebied heen te kijken en samen te werken met burgers die zelf zo veel mogelijk de regie blijven houden.
Als er meer samenwerking tussen de kolommen plaatsvindt, betekent dat soms ook nieuwe organisaties. Dat kan op het niveau van de organisatie als geheel zijn, maar ook kunnen er op wijk- of projectniveau ‘joint-ventures’ of andere meer ‘geïnstitutionaliseerde vormen van samenwerking’ tussen verschillende organisaties ontstaan. Ook meer samenwerking tussen woningcorporaties, zorgorganisaties en de private-sector (bouw en vastgoedfinanciering) is noodzakelijk om tot nieuwe vormen van bouw en/of wijkontwikkeling te komen. Een activiteitencentrum van een zorgorganisatie naast een ontmoetingsruimte van de corporatie of een gemeenschapshuis van de gemeente is echt not-done… Toch, als je vandaag de dag op wijkniveau kijkt, zijn er nog vaak te veel ‘algemene ruimtes’, die stuk voor stuk niet efficiënt worden gebruikt.
Afronding
In dit essay heb ik uitgewerkt dat een toekomstbestendige ouderenzorg een transformatie van het huidige ‘systeem’ vereist. Hiermee wordt expliciet NIET een stelselwijziging bedoeld: dit zou namelijk leiden tot jaren vertraging, terwijl we weten dat ieder stelsel zijn beperkingen heeft én er geen tijd meer te verliezen is als we de te verwachten piek in 2040 het hoofd willen bieden.
Over de auteur
Dr. Marc van Ooijen MBA-H is voorzitter Raad van Bestuur van De Zorggroep Noord- en Midden Limburg (VVT). Daarnaast is hij op dit moment toezichthouder in de gehandicaptenzorg en lid van de Innovatie en Adviescommissie Governancecode Zorg van de BOZ. Hij is gepromoveerd op het functioneren van raden van toezicht in de gezondheidszorg.
Goed stuk, Marc. Vaak zien we dat de cruciale beslissingen in de zorgroute van senioren gemaakt worden door professionals (HA’s, specialisten) die zich daarbij vooral laten leiden door behandelargumenten (het oude medische model) en onvoldoende kijken naar – en mogelijk ook onvoldoende beeld hebben van – de mogelijkheden die het systeem zelf heeft. Daardoor wordt vaker dan noodzakelijk formele zorg ingezet, terwijl informele zorg toereikend zou zijn en bovendien soms beter aansluit bij de (impliciete) vraag van de klant ic. Het idee van ‘informed consent’ lijkt bij de beslissingen nu nog niet altijd goed te werken.
Inderdaad lijkt het van belang dat we de ouderenzorg meer organisch benaderen, waarbij we de oude ‘harde’ ordening intra- extramuraal; privaat-publiek, formeel – informeel wat minder rigide zouden moeten hanteren. Dat vergt creativiteit en nauwe samenwerking, ook met de financiers van de zorg.
Treffend geschreven! Ik deel deze visie op meer samenwerken en anders de zorg in te vullen. Spontane samenwerkingen laten dit lokaal reeds zien. Op naar meer!
Interessant essay! In het programma Samendementievriendelijk is Alzheimer Nederland hard aan het werk om de samenleving inclusiever te maken voor mensen met dementie. Zodat mensen met dementie – en hun naasten – langer thuis kunnen doorgaan met hun activiteiten, met hun leven. Het aantal mensen met dementie gaat verdubbelen. Het is nu al een grote groep. Daarom vertel ik graag meer over ons programma en over de activiteiten richting buurten, verenigingen, vrijwilligers, gemeenten, supermarkten, horeca enz enz. De kern is: mensen met dementie op straat, wen er maar aan en bereid je voor. Dat kan o.a. met onze trainingen en activiteiten. We weten uit onderzoek in 2020 onder mantelzorgers dat de samenleving iets dementievriendelijker is geworden, maar we zijn er nog lang niet. Voor een voorproefje over dit programma: http://www.samendementievriendelijk.nl.