Feiten over de Nederlandse gezondheidszorg

  1. Het geld dat omgaat in volksgezondheid en gezondheidszorg wordt over het algemeen niet als maatschappelijke baten gezien, maar als kosten. Omdat de gelden van sociale verzekeringen sinds het verdrag van Maastricht (1992) meetellen voor het EMU saldo voor overheidsfinanciering, worden premies en belastingen die naar de zorg gaan als ‘Overheidsuitgaven’ geduid. Stijging van de ‘kosten’ van de gezondheidszorg betekent dus stijging van de overheidsuitgaven. De begroting van VWS heeft de huidige omvang omdat (onterecht) premiegelden, die overheid alleen herverdeelt, op die begroting zijn opgenomen. Hier treedt vaak ook een  misverstand over de mogelijkheid van herverdeling op. Belastinggelden die naar de zorg gaan of uitgaven uit het Gemeentefonds kunnen ook in plaats daarvan aan andere overheidstaken besteed worden. Premies voor een verzekering (Zvw en Wlz) moeten voor die verzekering gebruikt worden en mogen niet ingezet worden voor bij voorbeeld de politie.
  2. Er zijn verschillende definities voor de ‘kosten van de gezondheidszorg’ in omloop.
    a. Het CBS hanteert een heel brede definitie van de kosten van gezondheidszorg. Tot de gezondheidszorg behoren volgens het CBS de kosten van de basisverzekering, van de Wlz, van de Wmo, van de Jw, welzijn en maatschappelijke diensten, beheerskosten, subsidies, opleidingen en zorg in het Caraïbisch gebied en volgens internationale verdragen. Maar ook eigen bijdragen en aanvullende verzekeringen worden daarin meegeteld. Dat leidt tot een bedrag van circa 106 miljard per jaar in 2019.
    b. Volgens de internationale definitie tellen welzijn, Wmo, een deel van de Wlz (extra-murale ouderenzorg) en welzijn niet mee. Ook opleidingen en de kosten buiten Nederland tellen niet mee. Dan komen de kosten van de zorg uit op ongeveer 88 miljard in 2019.
    c. In de begroting van VWS tellen de kosten van Zvw, Wlz, Wmo en Jw en de kosten van zorg buiten Nederland wel mee, maar de eigen bijdragen en aanvullende verzekeringen weer niet. De beheerkosten worden gedeeltelijk meegeteld met weer een andere definitie. Dan komen de kosten van de gezondheidszorg op 83,4 miljard uit. Sinds 2019 maken de kosten van de Wmo en de Jw geen deel meer uit van de begroting van VWS, maar zijn deze onderdeel van het gemeentefonds. Daardoor daalde de begroting van VWS met 5 miljard.
    d. Het beslag dat ‘de zorg’ legt op het Bruto Nationaal Product varieert daardoor tussen de 14 en 10,5%. De sturing op de zorguitgaven als percentage van het BNP levert wel eens problemen op. De sterke daling van het BNP in 2008/2009 gaf ogenschijnlijk een sterke stijging in de zorguitgave terwijl dat feitelijk niet zo was.
  3. Naast de bedragen, die gerekend worden tot de ‘zorgkosten’, betaalt de Belastingdienst jaarlijks zorgtoeslagen uit aan burgers, wiens inkomen niet toereikend is voor het betalen van de zorgpremie. In 2018 bedroeg het totaalbedrag aan zorgtoeslagen € 4,7 miljard en kregen 4,5 miljoen mensen een zorgtoeslag. In 2021 wordt dit bedrag op 5,6 miljard geraamd. Dit bedrag wordt niet meegenomen in de ‘kosten van de gezondheidszorg’, zoals in het vorige punt genoemd.
  4. Gemiddeld betaalt de burger circa € 6.000 per jaar aan gezondheidszorg (verzekeringspremies, belasting, eigen bijdragen. Zelfzorg zoals aspirine zijn daarin niet meegerekend). Het modaal inkomen is € 36.500, bruto. De gemiddelde zorgkosten zijn daarvan 9%. Ter vergelijking: aan huisvesting besteedt de burger meer dan 30% van zijn inkomen. Aan vakanties wordt gemiddeld 3,5% van het inkomen uitgegeven. Dat is een bedrag van € 1300 per inwoner en 21 miljard totaal. Aan voeding wordt 8% van het inkomen uitgegeven en aan kleding 5%.
  5. De kosten van de zorg worden in 2021 als volgt betaald
    a. Burgers 48,5 miljard minus 5,6 miljard zorgtoeslag = 42,8 miljard = 51%
    b. Werkgevers 18,9 miljard = 23%
    c. Belastinggelden 21,7 miljard =26%
  6. Er werken ongeveer 1,4 miljoen mensen in de zorg. Dat is 16% van de beroepsbevolking. Daarin zijn toeleveranciers en personeel bij overheidsinstanties niet meegerekend. Niet duidelijk is of daarin ook zzp’ers zijn meegerekend.
  7. Over de omvang van de omzet en het aantal werkenden in de toelevering aan de zorg zijn geen cijfers bekend. Daarbij gaat het om onder andere farmaceutische bedrijven, leveranciers van apparatuur en hulpmiddelen, leveranciers van medische middelen, leveranciers van voeding en gebruiksmiddelen, ICT bedrijven, bouw- en onderhoudsbedrijven, accountantsfirma’s, juristen, adviseurs, schoonmaak, bewaking, etc.