De watertoets en het vertrouwen

Datum: 06-10-2014

De watertoets en het vertrouwen

Als voormalig weg- en waterbouwkundige en als governance-expert volg ik de discussie over de verplichte ‘watertoets’ met extra interesse.

Waar gaat het over? In de huidige Waterwet is een zogenaamde watertoets verplicht. Voordat een gemeente of een projectontwikkelaar gaat bouwen, moet hij zijn plannen voorleggen aan het Waterschap, dat toetst of die plannen de waterhuishouding schaden. Het Waterschap kan adviseren om het niet te doen, maar kan het niet verbieden. Met rampzalige gevolgen, zoals volgebouwde uiterwaarden die bij veel water, zoals in 1995, onderlopen.

De commissie voor het nieuwe Deltaplan onder leiding van Wim Kuijken stelt nu voor die watertoets uit te breiden en het Waterschap vetorecht te geven op plannen, die de waterhuishouding bedreigen. Dat lijkt me gezien de risico’s van overstroming, schade en de kans dat mensenlevens verloren gaan een goed plan.
Minister Schultz van Haegen wil er echter niet aan, want zij is juist bezig de ruimtelijke ordening te dereguleren. Schultz beweert nu dat een verplichting averechts werkt en dat uitgaande van vertrouwen partijen er wel uit komen.
Op zijn minst is dat idee naïef, op zijn ergst malafide.

Deltaprogramma

Met stadsuitbreiding en vastgoed zijn grote zakelijke belangen van gemeenten, projectontwikkelaars, vastgoedbedrijven en aannemers gemoeid. Gemeenten hebben veel geld geïnvesteerd in -inmiddels waardeloze- grond. Wethouders laten graag een monument voor zichzelf achter met een nieuwe wijk of nieuw bedrijventerrein. De vastgoedbranche rent van het ene naar het andere schandaal en bevindt zich deels op de rand van de criminaliteit. Projectontwikkelaars hebben het al jaren moeilijk en zullen veel doen om hun hoofd boven water te houden. Er zijn dus heel veel prikkels om het niet zo nauw te nemen met de regels en procedures en om (water)veiligheid als een kostenpost i.p.v. een maatschappelijke voorwaarde te zien.
In zo’n sector van het maatschappelijk verkeer is het goed als er een andere partij, die onafhankelijk is van al deze prikkels, het recht en de plicht krijgt om voor de waterhuishouding en de burgers risicovolle plannen tegen te houden. Het bevestigt bovendien de absolute noodzaak van goed functionerende waterschappen om ons land droog te houden. Maar dat wil Plasterk niet, want dat doorkruist zijn plannetjes voor het op zijn kop zetten van de publieke besturing van Nederland.

Als je dus ergens niet van vertrouwen uit kunt gaan en niet kunt stellen dat partijen er ‘samen wel uit komen’, is het in de ruimtelijke ordening en de ontwikkeling van nieuw vastgoed. We hebben tenslotte ook al een enorm overschot aan kantoren en aan mislukte bedrijventerreinen.
Toch schijnt Schultz van Haegen koppig vast te houden aan het afschaffen van de watertoets omdat je uit moet gaan van vertrouwen.

Wat een verschil met Schippers (ook VVD), die een ministerie leidt dat uitgaat van gestructureerd wantrouwen in de sector waar het ministerie verantwoordelijk voor is. De stelselwijziging rond de WMO is nog niet doorgevoerd of er wordt gesproken over maatregelen om te voorkomen dat wijkverpleegkundigen hun ‘eigen’ organisatie bevorderen. De NZa (zelf geen voorbeeld om vertrouwen in te hebben) heeft met zijn vele berichten over -grotendeels niet bewezen- fraude, het vertrouwen in de zorg fors ondermijnd. De WNT 2 is één grote motie van wantrouwen tegen toezichthouders en bestuurders in de zorg (en onderwijs en woningbouw).

Nederland zou er beter voor staan als de politiek wat meer vertrouwen had in de gezondheidszorg en een stuk minder in infrastructuur en bouw. Laten we die watertoets vooral houden en verplicht stellen.

Laat een reactie achter