Is toezicht tegennatuurlijk?
Datum: 27-12-2012
Is toezicht tegennatuurlijk?
In de huidige maatschappij verwachten we steeds meer van intern en extern toezicht. Zo veel dat het toezicht het nooit goed kan doen (Frits Abrahams: toezichthouders doen waar ze goed in zijn: falen!). Toezicht kan zeker een stuk beter en voor de hand liggende verbeteringen worden niet gebruikt. Zie daarover onder andere twee van mijn eerdere blogs.
Er dient zich echter een ander vraagstuk aan. Als het zo vaak niet lukt met goed toezicht, is toezicht dan wel het goede instrument? Nog meer regels en codes gaan zeker niet afdoende helpen, evenmin als het stapelen van toezicht of de toezichthouder dichter op het bestuur laten zitten. Er is dus ook iets anders aan de hand.
Daarover mijmerend tijdens de Kerstdagen kwam bij mij de vraag op of toezicht niet tegennatuurlijk is, iets wat mensen eigenlijk niet kunnen.
De mens is er van nature op uit om voor zichzelf een veilige omgeving te creëren. Dat is niet voor niets de tweede trede in de behoeftehiërarchie van Maslov na het voorzien in lichamelijke behoeften. In een RvT/RvC kritisch zijn op de bestuurder en hem steeds lastige vragen stellen of zelfs zijn plannen tegenhouden schept een onveilige omgeving. Dus zullen de meeste toezichthouders van nature (en misschien zelfs onbewust) proberen die onveiligheid te vermijden door het ‘gezellig’ te houden.
Nog fundamenteler zijn de twee natuurlijke reflecties van oermensen in risicovolle situaties: wegvluchten of vechten. Als het niet lukt om de tweede behoefte -veiligheid- volgens Maslov aan de toezichttafel te borgen, dan rest de toezichtmens dus twee mogelijkheden: wegvluchten voor het probleem door net te doen of het niet bestaat (Vestia) of gaan vechten en dus ingrijpen in het bestuur (DE). Dat zijn ook de twee reacties van raden van toezicht/commissarissen als het moeilijk wordt; meestal ook in die volgorde, eerst het probleem ontkennen en dan ‘hard’ ingrijpen als het te laat is. Kijk maar hoe de raad van toezicht van het Maasstad ziekenhuis optrad toen de besmetting bleek. Eerst stonden ze vol achter Paul Smits om hem de volgende dag als een baksteen te laten vallen en iemand uit hun midden (Peter Weeda) het bestuur over te laten nemen.
‘Toezien’ of ‘toezicht houden’ zijn wel werkwoorden, maar ze hebben iets inactiefs in zich. Een ander doet iets en jij kijkt ernaar. Je wordt pas geacht in actie te komen als er iets niet goed dreigt te gaan. Ook dat is onnatuurlijk. Alleen maar toezicht houden kan ertoe leiden dat de aandacht verslapt. Daarom worden bewakers die monitoren van de procesindustrie of van bewakingscamera’s in de gaten houden na korte tijd afgelost en gaan ze na die ‘kijk’periode iets doen, bijvoorbeeld een ronde lopen. Passief en actief worden afgelost om de toezichthouder alert te houden. Leden van raden van toezicht en commissarissen staren alleen maar naar een monitor. Het is niet voor niets dat er de laatste tijd zoveel nadruk ligt op de eigen informatieverzameling van de RvT/RvC, het contact van toezichthouders met de organisatie en het afleggen van werkbezoeken. Ook de bewakers van de organisatie moeten bijtijds weg van hun monitor en ‘een rondje lopen’. Of ze daarvoor geschikt zijn en of ze de juiste signalen oppikken is weer een andere vraag.
Als toezicht inactief is en de mens van nature geneigd is tot slapen of tot actie, dan is er nog een andere vluchtweg om de verveling van het toezicht en in slaap vallen te voorkomen. Die manier is dat de toezichthouders zich actief met elkaar of met het subject van toezicht bezig gaan houden. Dat fenomeen zie je goed als je naar moeders of nog liever au pairs kijkt aan de rand van een speelplaats waar de subjecten van toezicht, de kinderen, spelen. Een deel van de moeders kan hun kind niet loslaten en schreeuwt voortdurend aanwijzingen naar hun kinderen: ‘Boudewijn-Jan, niet op het klimrek!!!, Godelieve, niet in het zand want dan wordt je jurkje vuil!!’. Andere moeders of au pairs ontmoeten elkaar als vriendinnen bij de speelplaats en zijn druk met elkaar in gesprek zonder veel aandacht aan de kinderen te geven. Weer anderen sluiten zich met boek of Ipod af van de buitenwereld en zijn vooral met zichzelf bezig. Dezelfde beelden dringen zich op aan de toezichttafel: toezichthouders die zich voortdurend met bestuur bemoeien, toezichthouders die vooral met elkaar bezig zijn en toezichthouders die in hun eigen wereld leven.
Dit alles roept de vraag op of goed toezicht eigenlijk wel mogelijk is of dat het zo ver van de menselijke natuur af staat, dat toezicht nooit goed zal lukken. Is toezicht tegennatuurlijk?