Invriezen eicellen als governance vraagstuk
Datum: 12-04-2011
Invriezen eicellen als governance vraagstuk
Vorige week was er een verwarrende situatie tussen minister Schippers en de gynaecologen over het invriezen van eicellen. De minister had een uitspraak gedaan over de mogelijkheid om eicellen in te vriezen, op basis van informatie van de beroepsgroep van juni vorig jaar. Toevallig brachten de gynaecologen op dezelfde dag een nieuw protocol uit, dat veel verder gaat dan wat Schippers wist. Het leek er dus op dat ze per ommegaande instemde met het protocol. Ze werd nog verder in het nauw gebracht toen bleek dat de fertiliteitcentra direct na publicatie begonnen met het invriezen van eicellen van gezonde en zieke vrouwen, die denken in de toekomst nog een kinderwens te kunnen hebben.
Schippers had een extra brief aan de Kamer nodig om zich hieruit te redden. Zij denkt dat het invriezen nog alleen voor wetenschappelijk onderzoek zal zijn, terwijl de professionals het vanaf 7 april 2011 als reguliere gezondheidszorg zien en zo handelen. De minister heeft om ‘opheldering’ gevraagd aan de professionals, maar ze heeft het invriezen niet verboden.
De casus is een mooi voorbeeld van de spanning tussen verschillende governance werelden, die ik in mijn dissertatie heb beschreven. Daarin maakte ik onderscheid tussen publieke, private en professionals governance. Drie werelden met verschillende opvattingen, mores en spelregels, die alle drie invloed hebben op de zorg. In dit voorbeeld botsen professionals governance en publieke governance.
In de wereld van professionals zit alles goed in elkaar. De beroepsgroep heeft lang nagedacht over een goed protocol. Ze hebben daar ook maatschappelijke en ethische bezwaren in meegenomen. Ze zijn hartstikke trots op het protocol, zoals blijkt uit een artikel in de Volkskrant van 6 april. De beroepsgroep veronderstelt dus maatschappelijk draagvlak. En als je draagvlak veronderstelt, kun je direct beginnen, want er is immers behoefte bij patiënten (overigens maar 50 per jaar in heel Nederland). Dus staat – in de beleving van de professionals – niets meer toepassing van deze zorg in de weg. In de wereld van professionals governance zijn alle belemmeringen weggenomen en de regels zorgvuldig doorlopen. Dus kunnen ze beginnen.
Dat ligt anders in de wereld van publieke governance. Daar zien ze deze uitbreiding van de zorg als een belangrijke maatschappelijke keuze, waarover de politiek gaat en niet de dokters. In publieke governance liepen ze negen maanden achter en waren ze nog in afwachting van een voorstel van de professionals waarover de minister (na een forse ethische discussie in de Kamer met maximale profileringmogelijkheden voor alle partijen) ooit zal besluiten. En in publieke governance gaan ze ervan uit dat deze zorg pas wordt ingevoerd als in het publieke domein is besloten.
Een fraai voorbeeld van de botsing van deze twee governance werelden. Voorlopig is de strijd onbeslist. De minister heeft om opheldering aan de professionals gevraagd en doet voorlopig niets. Het is onduidelijk of de professionals de uitvoering opschorten of gewoon doorgaan. Ik vermoed het laatste. Als dat zo is, staat de politiek over een paar maanden voor een voldongen feit. Dat gaat ongetwijfeld nog commotie geven.