De psychologie van het toezichthouden
Datum: 28-03-2012
De psychologie van het toezichthouden
Zijn mensen wel geschikt om toezicht te houden op iets dat zij alleen door middel van door anderen geselecteerde informatie kunnen waarnemen? Je zou zeggen van wel. Uitgangspunt van de hedendaagse praktijk van good governance is dat de bestuurder bestuurt en de raad van toezicht toezicht houdt.
Hoe gaat toezichthouden in de praktijk? De bestuurder levert informatie aan en deelt de belangrijkste bedrijfsbeslissingen met de toezichthouder. De toezichthouders gaan in gesprek met de bestuurder en stellen vragen over de aangeboden informatie. Een goede toezichthouder stelt goede vragen. Goede vragen kun je alleen maar stellen als je weet waarover je vragen moet stellen en als je intelligent genoeg bent om de complexe samenhang tussen de aangeboden informatie te zien en die te verwerken tot een zinvol geheel.
Vorige week heb ik met mijn collega Eveline Kroezen een workshop gegeven voor bestuurders. In deze workshop schetsten wij een beeld van de psychologische processen die een rol kunnen spelen bij het werk van de bestuurder. Hoe factoren als intelligentie, persoonlijkheid, de ervaringen en de biografie van de bestuurder de hedendaagse werkelijkheid beïnvloeden. Vaak veel meer dan we zelf denken. Ook automatisch gedrag kwam aan de orde. De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar de grondslagen van ons gedrag, en wat blijkt! Het grootste deel van ons gedrag verloopt automatisch.
Daniel Kanneman spreekt in zijn boek, “Ons feilbare denken” van systeem 1 en systeem twee. Systeem 1 gebruiken we het meeste. Het is een automatisch systeem dat altijd aan staat. Door middel van systeem 1 nemen we de wereld waar op een wijze die ons consistent overkomt. Dat doet ons systeem 1 voor ons. Ook als we ambigue ingewikkelde informatie aangeboden krijgen, maakt ons systeem 1 er een behapbare conclusie van. Systeem 1 classificeert, deelt in stereotypen, waarschuwt voor gevaar of geen gevaar, voert schattingen uit, kortom alles wat nodig is om ons in leven te houden en staande te houden in deze ingewikkelde maatschappij. Een belangrijk kenmerk van systeem 1 is dat de werking ervan niet goed te beredeneren is. We nemen veel beslissingen op basis van systeem 1. Als het ons niet vreemd voorkomt, zijn we geneigd positief te beslissen.
We beschikken ook over een systeem 2. Met systeem twee kunnen we echt nadenken. Ter vergelijking. Als we een tekening aanbieden met zes lijnen die elk tussen de 1 en de 3 centimeter zijn, dan kost het ons geen moeite om in weinig tijd een uitspraak te doen over de gemiddelde lengte (bij benadering) van deze lijnen. Dit is systeem 1 werk. Als we vragen wat de totale lengte van deze lijnen zal zijn, dan heeft systeem 1 daar geen idee van. Systeem 2 weet daar wel een oplossing voor en gaat een bewuste strategie uitstippelen. Systeem 2 voert taken bewust uit.
Nu is het wel zo dat systeem 2 een lui systeem is. Als systeem 1 een verklaring aandraagt die systeem 2 redelijk lijkt, dan komt systeem 2 niet in actie. Biologisch gezien heeft dat nut, want het spaart energie. Het werken met systeem 2 kost veel energie. Bij een wetenschappelijk experiment met rechters werd bij de helft van de rechters een tussendoortje met suikers aangeboden. Er bleek een significant verschil te zijn tussen rechters die op tijd een tussendoortje nemen en rechters die dit niet doen.