ROM en praktijkgestuurd effectonderzoek: overeenkomsten en verschillen

Datum: 21-09-2011

ROM en praktijkgestuurd effectonderzoek: overeenkomsten en verschillen

In meerdere sectoren in de gezondheidszorg doet het meten van uitkomsten van de behandeling en begeleiding zijn opgang. Afgelopen jaar heb ik veel parallellen ervaren tussen ontwikkelingen die zich in de jeugdzorg voltrekken en in de GGZ. De essentie van beide ontwikkelingen is: geen black box maar kunnen laten zien wat je doet en laten zien wat het resultaat van de inspanningen is; op behandelniveau, op teamniveau en op instellingsniveau.

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de ontwikkeling van ROM in de GGZ en praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg? (Voor een omschrijving van de begrippen: zie het eind van deze blog *)).

Een overeenkomst is, dat het verrichten van metingen in beide sectoren is versneld door druk vanuit de financiers. Financiers vragen om legitimatie van een bepaalde behandeling en interventie of vragen om transparantie over de geleverde resultaten, bijvoorbeeld hoeveel % van de cliënten na de behandeling is hersteld. In de GGZ betrekken de zorgverzekeraars ROM bij de zorginkoop, omdat zij gebruik willen gaan maken van benchmarking. De Stichting Benchmark GGZ is opgericht om als onafhankelijke partij de gegevens te verzamelen en bewerken. Ik heb begrepen dat in de Jeugdzorg het toewerken naar een benchmark is mislukt. De financiers (nu nog provincies) willen echter wel zekerheid over de effectiviteit van de interventies waarvoor wordt betaald. Het Nederlands Jeugd Instituut heeft een databank waarin de mate van werkzaamheid van interventies staat beschreven.
Instellingen hebben dus wel wat uit te leggen, als ze deze uitspraken over de effectiviteit van interventies negeren.

Een andere overeenkomst is, dat in eerste instantie het ‘verantwoorden aan externen’, dus druk van buiten, in beide sectoren aanleiding voor versnelling is geweest, maar dat spoedig tot het inzicht is gekomen dat de verdere ontwikkeling van het gebruik van meetuitkomsten ‘in dienst van het primaire proces’ moet staan. Daarvoor is een praktische, zorginhoudelijke reden: waarom zouden cliënten en behandelaren/begeleiders meten als ze niks met de uitkomsten kunnen doen? Daarnaast is er een methodische reden, omdat het blijkt dat vergelijken en benchmarken alleen zin heeft als het gebaseerd is op klinisch relevante informatie. Ook praktijkgestuurd effectonderzoek heeft als kenmerk dat het nauw aansluit bij het praktisch handelen van de zorgverleners.

Een verschil is hoe de sectoren beleidsmatig met dit onderwerp omgaan. In de jeugdzorg zijn het vooral het Kenniscentrum NJi (Nederlands Jeugd Instituut) en initiatieven zoals het Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdzorg Nederland die de ontwikkeling trekken. Op de website van Jeugdzorg Nederland wordt er niet over gerept. Terwijl in de GGZ de koepels zelf de regie willen voeren over de ontwikkeling van ROM. Brancheorganisatie GGZ Nederland, cliëntenorganisatie LPGGz en beroepsverenigingen NIP en NVvP trekken op landelijk niveau nu al zo’n 3 jaar gezamenlijk op en geven de richting en de kaders voor de ontwikkeling van ROM aan. Daarnaast zijn er vele samenwerkingsverbanden, kenniscentra en initiatieven die een link hebben met het landelijke traject, zodat ervaringen worden uitgewisseld en gebundeld.

ROM en praktijkgestuurd effectonderzoek zijn twee parallelle ontwikkelingen met ieder een eigen kracht. De kracht van de GGZ is, dat er op een gestructureerde wijze data beschikbaar komen. De kracht van de GGZ zit hem ook in de sectorbrede aanpak. De kracht van de Jeugdzorg is, dat de koppeling aan interventies is geborgd. Deze ontwikkeling is voor de GGZ interessant. Want iedere (geëngageerde) professional wil weten of de beoogde doelgroep wordt bereikt en wat de uitkomsten zijn van de geboden behandeling of begeleiding. Dan is er vervolgens nog de opgave dat je er zeker van wilt zijn dat de zorg is uitgevoerd zoals is bedoeld. Dat vergt het op organisatorisch niveau koppelen van methodische begeleiding en ondersteuning van behandelaren en begeleiders, zoals casuïstiek bespreking, supervisie etc. aan de (behandel)methodiek van deze zorgverleners. En dat vergt in beide sectoren nog de benodigde inspanningen.

*)
Praktijk gestuurd onderzoek wil zeggen: onderzoekers en behandelfunctionarissen trekken gezamenlijk op, met het doel informatie te verzamelen waarmee het effect van het praktisch handelen van een individuele behandelfunctionaris, een groep behandelfunctionarissen, een instelling of groep instellingen nader verhelderd en getoetst wordt, waardoor vervolgens het werk van de betrokken behandelfunctionarissen verbetert en ten opzichte van buitenstaanders te legitimeren is.

ROM:
Routine Outcome Measurement: het routinematig meten van klachtenbeloop, dagelijks functioneren en kwaliteit van leven van cliënten.
Routine Outcome Monitoring: op vooraf bepaalde momenten in het zorgproces uitkomsten meten met als doel het individuele zorgtraject te volgen en waar nodig bij te stellen.
Routine Outcome Management: het terugkoppelen van de uitkomstgegevens achteraf over groepen cliënten, afdelingen of instellingen met als doel leren over zorgprogramma’s en het gericht sturen van de organisatie.

Voor meer inhoudelijke achtergrondinformatie:
Zicht of Effectiviteit, handboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg,Tom van Yperen & Jan Willem Veerman (redactie), Eburon, 2008.
Praktijkboek ROM in de ggz, een leidraad voor gebruik en implementatie van meetinstrumenten, V.J.A. Buwalda, M.A. Nugter, J.A. Swinkels & C.L. Mulder (redactie), de Tijdstroom, 2011.

1 reactie

  1. ROM en het Siamese Vierling-effect! op 24 augustus 2017 om 14:46

    […] ROM en praktijkgestuurd effectonderzoek overeenkomsten en verschillen […]

Laat een reactie achter