Nut en noodzaak van CMC-schap in de consultancy?
Datum: 24-02-2011
Nut en noodzaak van CMC-schap in de consultancy?
Ruim 10 jaar geleden zat ik in de ‘schoolbanken’ van Sioo om opgeleid te worden tot management consultant. Om precies te zijn: ik behoor tot de BMC98; de groep die in 1998 startte en in 2000 MCM achter haar naam kon zetten. Tijdens de opleiding kwam de toenmalige voorzitter van de Orde van Organisatieadviseurs (Ooa), ik meen Rob Florijn, om het lidmaatschap van de Ooa te promoten. Met in het vooruitzicht dat, als je de BMC had afgerond, je meteen het CMC-schap zou ontvangen.
CMC staat voor Certified Management Consultant. Als je minimaal 5 jaar als interne of externe adviseur werkzaam bent en je hebt ervaring met complexe adviestrajecten, dan mag je opgaan voor het CMC-schap. Het is dus een certificeringssysteem dat aan collega’s en klanten zichtbaar maakt, dat je je ten overstaan van de beroepsgroep toetsbaar opstelt en je verbindt aan het continu werken aan je kennis en kunde.
Afgelopen maandag, tijdens de boekpresentatie van ‘Leren adviseren’ (zie blog van Hans Hoek), zag ik een aantal genodigden met het ‘gouden’ CMC-speldje in de revers. We kwamen erover in gesprek. Voor de ene adviseur is het speldje een teken van kwaliteit. De andere adviseur vraagt zich af wat het CMC-schap nou werkelijk voorstelt. Zijn ervaring is dat hercertificering (te) makkelijk gaat. Het is een ‘zelfrapportage’; er wordt niets aan klanten gevraagd. De vraag is of het CMC-schap bijdraagt aan de ontwikkelingen in het vak en de passie die ervoor nodig is om het uit te voeren.
Tja, ik heb de beker van het CMC-schap destijds aan me voorbij laten gaan. Wat zeggen al die voor- en navoegsels uiteindelijk? Ik ben graag lid van de Ooa. Heb met veel genoegen aan intervisie deelgenomen en zal dat weer doen als ik in rustiger vaarwater kom. Maar CMC? Is dat echt nuttig?
Toch knaagt het aan me. In mijn speurwerk naar professioneel handelen in het organisatieadvieswerk, komt steeds meer de vraag bij me op of die grote hoeveelheid adviseurs die ons land telt, zich druk maken om hun deskundigheid en professionaliteit. We hebben in Nederland meer dan 60.000 mensen die bij organisatieadviesbureaus werken, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Een organisatieadviesbureau varieert van een bureau met omvang (meer dan 100 consultants) tot een bij de Kamer van Koophandel als zodanig ingeschreven ZZP-er. Iedereen kan zich adviseur noemen. Een beschermde titel is er niet.
In de gezondheidzorg hebben we het (wettelijk verplichte) BIG-register. De eerste keer dat BIG-registratie mogelijk werd, waren de criteria in overleg met de beroepsgroepen opgesteld. Veel beroepsgroepen voeren nog een extra kwaliteitskeurmerk. De beroepsbeoefenaren borgen de kwaliteit van hun vak dus ook van binnenuit. Ter voorkoming van kwakzalverij en met meer duidelijkheid voor de patiënt.
Op dit moment lijkt de maatschappelijke noodzaak om voor de consultancy een dergelijk systeem te hebben nog niet aanwezig. Er wordt wel geklaagd over de prestaties van consultants of over het feit dat er zoveel worden ingezet. Maar consequenties voor wie wel en wie niet voor het uitvoeren van een opdracht in aanmerking komen, zijn er nog niet. De vraag is of het zover moet komen. Het CMC-schap is eigenlijk een opstap naar een systeem zoals we die in de gezondheidszorg kennen. Bij nader inzien spreekt me het CMC-schap, vanuit dat perspectief bezien toch wel aan.