Helden
Datum:25-01-2010
Helden
Afgelopen zaterdag stond er in het FD een interessant artikel van Lucian Bobchuk, Martijn Cremers en Urs Peyer met de titel ‘Als de topman veel verdient, moet de belegger op zijn tellen passen’ (FD 23 januari 2010 pagina 19). De docenten van Harvard, Yale en INSEAD hebben onderzoek gedaan naar de salarisverschillen tussen topmanagers van beursgenoteerde ondernemingen. Ze constateren dat de hoogst betaalde ceo’s het slechts presteren. Bedrijven, waar de ceo veel meer verdiend dan zijn collegae in de board leveren minder aandeelhouderswaarde op. De marktwaarde is laag ten opzichte van de boekwaarde en de bedrijven zijn minder winstgevend. Bobchuk, Cremers en Peyer concluderen dat bedrijven met een dure ceo een managementprobleem hebben en dat ze slechte overnamebesluiten nemen. De ceo wordt niet afgerekend op slechte prestaties, maar wel beloond voor geluk in het verleden.
De onderzoekers zijn er nog niet uit, waarom dit patroon bestaat. Ze denken dat de ceo in een enkel geval beloond wordt voor zijn uitzonderlijke vaardigheden en mogelijkheden. Maar ze achten het waarschijnlijker dat de ceo onevenredig veel invloed heeft op de besluitvorming in het bedrijf.
Het is jammer dat ze dat laatste element niet verder uitwerken. Het zegt iets over de macht van de ceo ten opzichte van zijn collegae executive en non executive directors (de commissarissen) en de aandeelhouders als hij (te) goed beloond wordt voor een slecht geleid bedrijf.
Er is al eerder onderzoek geweest naar de positie van de ceo en de prestaties van het bedrijf. Ik herinner mij een langlopend onderzoek (al weet ik niet meer van wie), waaruit bleek dat bedrijven met een onopvallende ceo vaak veel beter presteren dan bedrijven met een ‘held’ aan de top. Met ‘held’ bedoel ik zo’n bestuurder, die het bedrijf zal redden en dat ook overal verkondigd. Denk aan mensen als Jack Welch van GE en Lee Iacocca van Chrysler. Of Dirk Scheringa, die vorig jaar nog dacht dat hij na de DSB bank ook Nederland met groot succes zou kunnen leiden. De onopvallende ceo’s, waarvan weinig mensen de naam kennen, zijn vaak veel langer aan het bedrijf verbonden. Het zijn teamspelers, die hun collega naar voren schuiven als er een succes te vieren is. Zij kennen de organisatie door en door en brengen deze tot langdurige goede prestaties.
Het is wel duidelijk dat we het voor goede prestaties niet moeten hebben van de zelfbenoemde helden, die een bedrijf of een land weleens even zullen redden of opstoten in de vaart der volkeren. Mensen met een enorm geloof in eigen kunnen, die dat zo overtuigend brengen dat aandeelhouders of burgers hun vertrouwen in hen stellen en hen onevenredig goed belonen. Mensen ook, die alles wat goed gaat aan zichzelf toeschrijven en alles wat fout gaat aan externe oorzaken (de markt, de crisis, de lagere managers, de overheid enzovoorts)
Toch komen die ijdeltuiten daar mee weg. Sterker nog, iedere keer worden ze weer op het schild gehesen en krijgen ze onterecht vertrouwen. Hoe zou dat toch komen? Waarom blijven we maar geloven in sterke leiders, terwijl die weinig bereiken of zelfs een puinhoop achterlaten? Waarom blijven we maar geloven dat één man (helaas zelden één vrouw) het verschil kan maken. Een jaar Obama laat zien hoe moeilijk dat is.