Waarom zijn politici slechte toezichthouders?

Datum:25-02-2009

Waarom zijn politici slechte toezichthouders?

Bij veel organisaties die in de krant komen vanwege slecht beleid zijn (voormalige) politici toezichthouder. Elco Brinkman en Ernst Hirsch Ballin bij Philadelphia, Loek Hermans bij Meavita Nederland, Harry Borghouts bij de IJsselmeerziekenhuizen. Toen Wim Kok commissaris bij ING werd was zijn eerste beslissing het verhogen van de honorering van de toenmalige raad van bestuur tot een niveau dat hij als premier ‘exhibitionistische zelfverrijking’ had genoemd. Hij is over dat besluit nooit transparant geweest. In veel gevallen was een burgemeester voorzitter van de raad van toezicht van een ziekenhuis in moeilijkheden, waar de raad van bestuur moest worden weggestuurd. Dat roept de vraag op of politici slechte toezichthouders zijn en zo ja, waarom dat is.

Volgens mij is het antwoord op de eerste vraag ja. Politici zijn niet geschikt als toezichthouder. Ik zie daarvoor een aantal redenen.

Politici worden niet gekozen op toezicht. Formeel is de Tweede Kamer een toezichthoudend orgaan. De regering bestuurt en de Tweede Kamer houdt toezicht. Maar in de verkiezingsperiode profileert iedere toekomstige toezichthouder zich als beoogd bestuurder. Het programma van de partij gaat over wat de partij gaat doen als hij in de regering zit en niet over hoe je toezicht gaat houden als je in de Kamer zit. Dat is natuurlijk raar. Alsof iemand solliciteert voor een functie als lid van de raad van toezicht bij een zorginstelling en in zijn sollicitatiebrief schrijft wat hij allemaal gaat veranderen in de besturing van de organisatie. Zo’n brief leg je snel terzijde. Die man heeft het niet begrepen.

Politici houden van grootste plannen en niet van behaalde resultaten. Bij de Algemene Beschouwingen over de plannen van de regering zit de Tweede Kamer vol. Bij de verantwoording door de regering op de derde woensdag in mei (door Zalm ‘woensdag gehaktdag’ genoemd) zijn de blauwe bankjes bijna leeg. Plannen maken is groots. Dat vinden politici leuk. Geconfronteerd worden met de –tegenvallende- uitkomsten is niet leuk. Dat verklaart voor een deel de deconfitures bij de eerder genoemde instellingen. Het is voor een politicus veel makkelijker om warm te lopen voor megalomane plannen van de raad van bestuur dan kritisch te vragen of het plan wel goed doordacht is. Dat deed je als minister of Kamerlid toch ook niet. Je wilde je eigen ding in het plan, dus je diende amendementen in, waardoor het plan volstrekt onuitvoerbaar was, maar jij had gescoord.

Politici zijn ijdel. Een politicus wil graag scoren. Dat doe je door daadkracht te tonen en de publiciteit op te zoeken. Een goede toezichthouder opereert op de achtergrond en laat de raad van bestuur zich profileren. Het streelt het ego van een politicus als hij aan het hoofd van iets groots staat. Dus zul je als voorzitter van de raad van toezicht snel instemmen met een fusie als je zelf weer de voorzitter kunt worden van die grotere gefuseerde organisatie. Zou dat deels een verklaring zijn voor het ontstaan van Meavita Nederland en de Espria groep?

Politici geven niet graag fouten toe en worden niet graag geconfronteerd met tegenvallers. In combinatie met de vorige eigenschap is dit zeer risicovol voor een toezichthoudende functie. Als het slecht gaat met een organisatie wil je het als politicus/toezichthouder niet weten. En als je het weet, wil je er alles aan doen om uit de krant te houden dat de organisatie ‘waarvan jij de baas bent’ (dat is niet zo, maar wel vaak de beleving) slecht functioneert en dat je niet tijdig hebt ingegrepen. Ik ken uit mijn adviespraktijk meerdere gevallen waar de problemen te laat en te soft werden aangepakt omdat de burgemeester die de raad van toezicht voorzat bang was voor reputatieschade voor zichzelf als burgemeester.

Ex politici zijn baantjesjagers. Veel ex politici grossieren in bijbaantjes. Regelmatig worden de bijbanen van de commissarissen der Koningin gepubliceerd. Dat zijn er soms wel dertig. Als je kijkt naar de lijst van machtigste mensen uit de Volkskrant, dan zijn ze machtig omdat ze zoveel bijbanen hebben. In een interview met Loek Hermans over Meavita stond dat hij 37 functies heeft. Volgens Hermans was dat geen probleem. Volgens mij wel. Als we in de code Tabaksblat vinden dat een persoon maar vijf commissariaten mag hebben, waarom geldt dat dan niet voor andere toezichthoudende functies. Als je zo veel ballen in de lucht moet houden, kun je er geen een vastpakken. Je kunt niet serieus toezicht houden als je van de ene naar de andere toezichtfunctie of bestuursfunctie rent. Overigens geldt dit niet alleen voor politici, maar voor alle functieverzamelaars.

Politici hebben te weinig bestuurlijke competenties. Aan de raad van bestuur van grote bedrijven en grote not for profit organisaties worden hoge eisen gesteld. Niet iedereen kan zo’n organisatie besturen. Het is niet waarschijnlijk dat een politicus geschikt is als bestuurder. Als iemand na een ambtelijke loopbaan Kamerlid of minister wordt, heeft hij niet vanzelfsprekend de competenties om te kunnen besturen. Dat blijkt wel na de verkiezingen. Veel ex Kamerleden hebben de grootste moeite om weer een baan te vinden. Er zijn relatief weinig ministers en staatssecretarissen, die na hun regeerperiode een bestuurlijke baan krijgen. De geslaagde uitzonderingen (Ruding, Wijers) hadden al zakelijke ervaring voor ze de politiek in gingen.
Toezicht houden is een ander vak als besturen, maar het helpt wel als je bestuurlijke ervaring hebt. Als je die niet hebt is het moeilijker om de raad van bestuur te begrijpen en nog meer om deze met gezag kritisch te benaderen. Sommige politici houden in hun rol als lid raad van toezicht dus toezicht op mensen met veel meer competenties, meer talenten en meer ervaring dan ze zelf hebben. De vraag is dan of die bestuurder zo’n raad van toezicht lid serieus neemt. En of het raad van toezicht lid wel begrijpt wat er aan de hand is en de juiste vragen aan die competente bestuurder kan stellen.

Zes redenen, waarom ik denk dat (ex) politici per definitie niet erg geschikt zijn als toezichthouder. En dus –de goede uitzonderingen daargelaten- slechte toezichthouders zullen zijn.

Dat leidt overigens tot een mooie paradox. Zittende politici hebben direct een negatief oordeel over zaken die mis gaan in de maatschappij. Als het om het functioneren van organisaties gaat eisen ze direct meer en beter toezicht. Er moeten codes komen. En ook moet de kwaliteit van de toezichthouders verbeteren. De paradox is dat ze van anderen dingen eisen, die ze zelf niet kunnen. Daar is een spreekwoord voor: ‘De beste stuurlui staan aan wal’.

Laat een reactie achter