Governance model is breed bruikbaar
Datum: 11-08-2008
Governance model is breed bruikbaar
Ik ben nu bijna anderhalf jaar geleden gepromoveerd op governance in de gezondheidszorg. Het onderwerp blijft in de belangstelling staan. We hadden 800 exemplaren van de samenvatting laten drukken. Die waren begin dit jaar al uitverkocht. We hebben ze daarom laten herdrukken, zodat iedere belangstellende de samenvatting bij ons kan aanvragen. De handelseditie van het proefschrift is gelukkig nog beschikbaar.
Inmiddels blijkt dat het model ook in andere sectoren belangstelling wekt. Toevallig had ik in één week gesprekken met iemand van een geprivatiseerd afvalverwerkingsbedrijf, iemand werkzaam in het onderwijs en iemand uit de wereld van de woningcorporaties. In al die sectoren speelt de combinatie van private governance (de organisatie als bedrijf), publieke governance (de organisatie die moet voldoen aan publieke doelen) en professionals governance (de organisatie als werkplaats van professionele beroepsgroepen) een rol. Uit eerdere gesprekken weet ik dat ook in kunst en cultuur het spanningsveld tussen deze drie governance werelden een grote rol speelt. Ik vermoed dat er ook parallellen zijn naar de sportwereld, maar daar ben ik minder in thuis.
In alle genoemde sectoren spelen vergelijkbare vraagstukken. Ik noem er een aantal zonder de pretentie te hebben compleet te zijn.
Wie is de klant is het eerste vraagstuk. In de zorg: Is dat de patiënt, bewoner of de persoon die thuiszorg vraagt, is het de gemeente of het zorgkantoor, of is het staatsecretaris Bussemaker van VWS, die de kosten beperkt en de kwaliteit hoog wil houden. In het onderwijs: is het de leerling en/of zijn ouders, de gemeente, de confessionele achterban of de minster van O&W. In volkshuisvesting: is het de huurder, de lokale wethouder die afspraken maakt met de corporatie of de ministers Bos en Vogelaar, die geld willen zien en dat aan willen wenden voor landelijke politieke doelen. In de afvalverwerking: Is het de burger wiens vuil wordt opgehaald, is het de lokale overheid die milieudoelen gediend wil zien of de overheid als aandeelhouder, die rendement wil zien.
De invloed van professionals op een organisatie in de gezondheidszorg, is vanouds groot. Vooral in ziekenhuizen hebben de medici grote invloed op de koers en op het functioneren van de organisatie. Ook op de landelijke politiek hebben de beroepsorganisaties van zorgprofessionals grote invloed. Het is in de zorg ondenkbaar dat de overheid een bepaalde wijze van behandelen voorschrijft.
In het onderwijs is dat echter heel gewoon. Zie het rapport Dijsselbloem. Telkens schreef de overheid nieuw onderwijsmethoden voor. De professionals voerden die instructies gewoon uit. Kennelijk is de professionele macht in het onderwijs veel minder sterk dan in de zorg. Misschien is ook de mystiek van het lesgeven minder dan van het genezen.
In de kunstsector is de spanning tussen de leiding van de organisatie en de professionals ook zeer manifest. De zakelijk directeur wil voorstellingen die goed verkopen, de artiesten willen een experimentele voorstelling, waarin zij hun talenten maximaal kunnen laten zien. Bij de programmering van klassieke concerten is steeds de vraag of je speelt wat het publiek wil horen (de bekende klassieken) of moet horen (bv experimentele en atonale muziek).
Voor de woningbouw en nutsbedrijven is de rol van professionals minder zichtbaar voor de buitenwereld, maar ook hier zullen er wel rolconflicten zijn. Tussen de vakmensen, die nieuwe technieken willen toepassen en hoge vakinhoudelijke eisen stellen en de directie, die zich afvraagt of het wel allemaal te betalen is.
De overheid is een veelkoppig monster, dat tegelijkertijd veel verschillende eisen stelt. De spanning tussen de kwaliteit van zorg en beperking van de kosten is daar één voorbeeld van. Vanuit de kostenkant moet er openbaar worden aanbesteed in de huishoudelijke verzorging. Als dat leidt tot de inzet van ander personeel, dan gaat de rijksoverheid ineens een kwaliteitseis stellen.
In gezondheidszorg, woningbouw en nutsbedrijven zien we ook de spanning tussen de lokale en de rijksoverheid. Veel gemeenten hadden overeenkomsten met woningcorporaties gesloten voor het inzetten van het vermogen van die corporaties of waren daar mee bezig. De rijksoverheid trekt zich daar niets van aan. Zij roomt die vermogens af door vennootschapsbelasting en zij eigent zich de zeggenschap over dat vermogen toe om het in te zetten voor ‘prachtwijken’. Gemeenten en thuiszorgorganisaties werkten vaak samen voor moeilijk bereikbare groepen in de samenleving. Die samenwerking staat onder druk als je via aanbesteden op de laagste prijs selecteert.
Bij Schiphol hebben we de strijd gezien tussen minster Zalm en de gemeente Amsterdam. Zalm wilde geld zien door de verkoop. Amsterdam wilde niet dat de publieke zeggenschap over een zo belangrijke infrastructurele voorziening opgegeven werd.
Gezondheidszorg, onderwijs, woningbouw en nutsbedrijven hebben er allen last van dat ze door de politiek gebruikt worden voor het realiseren van ideologische doelen. Aan scholen worden steeds meer eisen gesteld voor opvoeding integratie en maatschappelijke lessen (terwijl kinderen nauwelijks lezen en schrijven leren). De prachtwijken moeten de segregatie tegengaan. Nutsbedrijven moeten aan iedereen maximaal leveren tegen zo laag mogelijke kosten. Als hun vermogen ‘te hoog’ wordt naar de zin van politici, dan moet de prijs van water omlaag. Zorginstellingen moeten maatschappelijke problemen oplossen, ook al worden ze daar niet voor betaald. De ene periode moeten ziekenhuizen van de overheid fuseren om maar 44 hoogwaardige medische centra over te houden. De volgende kabinetsperiode zijn kleine ziekenhuizen hip en is het van belang dat je medische zorg om de hoek hebt. Dan spreekt de politiek schande van de fusiegolf, die zij zelf acht jaar eerder heeft geëntameerd.
Het is boeiend dat je uit zo’n serie gesprekken ontdekt hoeveel parallellen er zijn tussen de verschillende sectoren, die veel met de overheid te maken hebben. Ik vermijd daarbij bewust het woord ‘semi-publieke’ sectoren, omdat nu juist die term onderdeel van het probleem is. ‘Semi’ komt al snel tussen haakjes te staan. Dan zijn woningbouw, zorg, onderwijs, kunst en nutsbedrijven ineens sectoren, waarvan de zeggenschap bij de overheid ligt. En zo eenvoudig is het gelukkig niet.