Paul Cremerslezing 2008, over de zin en onzin van meten in de zorg

Datum: 22-04-2008

Paul Cremerslezing 2008, over de zin en onzin van meten in de zorg

Ook dit jaar sprak er weer een dwarse denker op de Paul Cremers lezing. Annemarie Mol, antropologe betoogde dat zorg eigenlijk niet goed te meten is. In haar lezing laat ze aan de hand van praktische voorbeelden uit de praktijk zien dat zorgsituaties in de intramurale zorg geen overzichtelijk geordend geheel van activiteiten vormen, met een doel, met een duidelijke input en een resultaat. Veel meer is de zorg waar meerdere mensen bij elkaar zorg krijgen een stelsel van concurrerende waarden. De wijze waarop deze waarden met elkaar concurreren is van vele factoren afhankelijk.

Een voorbeeld over de eetsituatie illustreert dit op mooie manier. Wat vindt u belangrijk als u eet? Dat het lekker is! Eten hoort lekker te zijn. Lekker is een subjectieve beleving. Wat voor de een lekker is, dat is voor de ander vies. Een andere waarde is bijvoorbeeld dat het eten gezond moet zijn. Eten dient voldoende voedingsstoffen te bevatten en ook niet onbelangrijk, die voedingsstoffen moeten van een goede kwaliteit zijn. Als er stelselmatig te vet wordt gegeten, dan krijg je problemen. Nog een andere waarde die we doorgaans aan eten toekennen. Het moet gezellig zijn. Eten is voor velen een moment van ontspanning of van sociaal contact. Als we er voor zouden gaan zitten zijn er waarschijnlijk nog meer waarden te bedenken die we aan eten toekennen.

Als we alleen al naar de waarde “lekker” kijken, dan kunnen we zien dat deze waarde constant moet concurreren met andere waarden. Stel dat de kok een vakman is die graag iets van zijn werk maakt. Zijn vakmanschap en zijn liefde voor het vak van kok moeten waarschijnlijk concurreren met de waarde efficiëntie en lage kosten. Immers als de begroting van de keuken omhoog gaat, dan zal de bestuurder aan de kok vragen wat er aan de hand is. De kok komt dus voor keuzes te staan, onder andere de keuze van de inkoopkwaliteit in relatie tot de prijs. Ook de hoeveelheid arbeid die in de bereiding van de maaltijden gaat zitten vraagt keuzes. Op zichzelf zijn die keuzes natuurlijk normaal. Overal waar gewerkt wordt zijn er concurrerende waarden en doelen. Dat is ook niet erg.

Dit voorbeeld laat wel zien (en dat is niet op de lezing aan de orde geweest), dat elke uniformering buiten de directe cliënt-zorgverleners relatie zich doorzet naar de beleefde kwaliteit van zorg. Die beleefde kwaliteit van zorg is voor iedere cliënt verschillend en wordt ook door iedere medewerker verschillend beleefd. De een vindt een vel op de pap lekker, de ander gruwt ervan. Volgens het kwaliteitssysteem is het op een kwalitatief goede wijze klaargemaakt. In je kwaliteitssysteem heb je beschreven dat je dingen op een bepaalde wijze doet. Er valt dus wel kritiek te leveren op de uitgangspunten van kwaliteitssystemen.

(De een is wat meer voorschrijvend dan de ander). Het nut van kwaliteitssystemen is vooral dat je herhaalbare dingen herhaalbaar maakt.

Dat is nuttig als je buizen maakt die precies met boorgaten tegen elkaar aan geplaatst moet worden. In de zorg is dat anders in onderwijs en andere vakken overigens ook.

Is dit dan een pleidooi tegen kwaliteitssystemen? Nee, dat is het niet! Wel een pleidooi voor een wijze waarop er met kwaliteit omgegaan wordt. Annemarie Mol pleit voor beginnen waar het wringt. Dat lijkt me een goed startpunt voor ontwikkeling en verbetering van de zorg.

Het is overigens ook zo dat verpleegkundigen en verzorgenden heel goed kunnen omgaan met concurrerende waarden. Daarmee worden ze immers opgevoed. Als er binnen de instelling extra aandacht wordt geschonken aan de ontwikkeling van behoud van autonomie voor de cliënt, dan zijn de medewerkers op de werkvloer goed in staat daar samen met de cliënt vorm aan te geven. Natuurlijk zijn er altijd belemmerende factoren. Het is dan juist een managementtaak om de invloed van deze belemmeringen te verkleinen.

Laat een reactie achter