Ouderenzorg: wie redt het kind uit het badwater?

Datum: 09-08-2017

Ouderenzorg: wie redt het kind uit het badwater?

Afgelopen weekend stond in de NRC een artikel over meneer Jan Bouma. De drieënnegentigjarige oud-directeur van een verzorgingshuis betreurt de afbouw van deze woongemeenschappen voor ouderen. Meneer Bouma is zeer actief en staat midden in het leven maar hij vreest het moment dat hem iets overkomt. Die vrees is niet ongegrond. De berichten over een toename van ouderen op de SEH’s zijn alarmerend. Het imago van de ouderenzorg laat door negatieve publiciteit te wensen over. Volgens VWS en LOC is ‘radicale vernieuwing’ in de verpleeghuiszorg nodig. Maar als ik door een verpleeghuis loop, dan denk ik vooral aan het belang van continuïteit en stabiliteit en zeker niet aan iets ‘radicaals’. Beleid lijkt te zijn weggedreven van dagelijkse noden. Meneer Bouma heeft met zijn oproep om het verzorgingshuis nieuw leven in te blazen groot gelijk.

Omvorming
Tussen 1980 en 2010 is het aantal plaatsen in de verzorgingshuizen gedaald met 44% (van 150.000 plaatsen naar 84.000 plaatsen; bron: NRC). Die daling zal na de stelselwijziging in 2015 rigoureus zijn doorgezet, omdat er geen indicaties met lagere ZZP’s (voor het verzorgingshuis) meer worden afgegeven. De concrete invulling van ‘scheiden wonen zorg’ is niet het verhuren van een kamer in het verzorgingshuis, maar behoeft een fris concept waar verhuur en service dominant zijn en waar zo nodig ook zorg wordt geleverd. Dat is overigens niet zo’n gemakkelijk concept. Inmiddels is het verzorgingshuis-oude-stijl: gesloten; in renovatie tot verhuur/koop appartementen; of in omvorming tot een verpleeghuis. ‘Het verpleeghuis’ concentreert zich steeds meer op een kortstondig verblijf om òf te kunnen revalideren òf te kunnen sterven. En het thuis blijven wonen dient zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Althans zo is dat beleidsmatig bedacht.

Vaste waarden
In 1980 waren er ruim driehonderdduizend 80-plussers; dat was 2,2% op een bevolking van zo’n 14 miljoen mensen (bron: Statline CBS). In 2008 was 3,8% en in 2016 4,4% van de bevolking 80-plusser. Die groei met (zeker ook vitale) ouderen zet zich door en vraagt om een passende ondersteuning bij ouderdom of ziekte. In 1980 woonden overigens ook jongere ouderen (65-plus) in het verzorgingshuis, toen nog bejaardenhuis genoemd. Het jaar 1980 was mijn stagejaar voor de opleiding fysiotherapie. In het bejaardenhuis gaf ik de wekelijkse ‘bejaardengym’. De behoorlijk fitte deelnemers zochten in dit huis veiligheid en gezelligheid – een beschutte woonomgeving. Dat was anders in het verpleeghuis van de jaren tachtig: dat was een ziekenhuisachtig regime met rust-reinheid-regelmaat in de hoofdrol en ook met de nodige aandacht voor activiteiten en vertier. In die tijd waren de psychogeriatrische afdelingen in de minderheid en domineerde de somatiek het wel en wee. Het verpleeghuis was destijds een huis om nog een aantal jaar voorzien van zorg te kunnen verblijven.

Was de ouderenzorg van de jaren tachtig het walhalla? Als ik terugdenk aan het verpleeghuis met zalen van 6 à 8 personen en de weinig persoonsgerichte benadering, dan is in de loop der jaren op het gebied van privacy (eenpersoonskamers) en het rekening houden met de achtergronden van de oudere veel goeds gebeurd. Maar hoe zit het met de behoefte aan veiligheid en geborgenheid van ouderen anno 2017?

Merkwaardig beleid
Is die behoefte aan veiligheid en geborgenheid en zo nodig met zorg zoveel anders als in de jaren tachtig? Het project Knarrenhof laat zien dat zestig plussers nog steeds op zoek zijn naar beschutte woonvormen. Is het dan wel zo verstandig om het verzorgingshuis op te heffen? Of is het verzorgingshuis toe aan een revival in moderne stijl? Is het dichtslibben van SEH’s en opnames die ‘onterecht’ in het ziekenhuis plaatsvinden omdat thuis geen alternatief is, een teken dat het verpleeghuis juist als bredere voorziening nodig is? Ziekenhuisopnames kunnen worden voorkomen door een tijdelijke opname in het verpleeghuis. Laat daarbij de wijkverpleegkundige en huisarts in de lead om in samenspraak met cliënt en familie de benodigde ondersteuning thuis te regelen en dan zal tijdelijk echt tijdelijk blijken te zijn.

Kwaliteit
Helaas. Er is een jarenlang durende verschraling in de ouderenzorg gaande. Die verschraling is op financieel gebied (de miljoenen komen nu toch deels weer terug) en zeker ook op zorginhoudelijk gebied. Verschraling laat zich zien in de dagelijkse zorg en uit zich ook in de omschrijving van de kaders voor die zorg. Het kwaliteitskader verpleeghuiszorg 2017 benoemt expliciet een ‘schoon verzorgd lichaam plus verzorgde kleding’ als criterium voor goede zorg. Zoiets basaals. Wat zijn we in de afgelopen jaren kwijtgeraakt als dit nu in een landelijk kader moet worden geëxpliciteerd? Een schoon en verzorgd lichaam (de r van reinheid) zou de vanzelfsprekendheid moeten hebben die het had.

Het kwaliteitskader verpleeghuiszorg is trouwens een nogal merkwaardig document. Er zijn cryptische aanwijzingen, zoals: aantoonbaar invulling geven aan compassie, uniek zijn, autonomie en zorgdoelen en die moeten zichtbaar tot uitdrukking komen in het kwaliteitsplan en het kwaliteitsverslag. Het kader bevat ook een onderdeel over leiderschap met voorschriften over de stijl en het gedrag van de bestuurder of leidinggevende. Het kader maakt van alle werkers in de ouderenzorg marionetten: als je aan centraal vastgestelde touwtjes trekt – zal het wel goedkomen lijkt de aanname. Ik betwijfel een dergelijke aanname; hoezeer men ook onder de landelijke vlag van Waardigheid en Trots zijn/haar best doet en (her)lerende is. Het kind ouderenzorg loopt het risico door jarenlange verschraling met het badwater te worden weggegooid; als het al niet ìs weggegooid.

Leiderschap is het beïnvloeden om doelen te realiseren
Meneer Jan Bouma was in zijn tijd als directeur van het verzorgingshuis geen marionet. Aan NRC vertelt hij: ‘Als directeur vond ik dat het een van mijn taken was om te zorgen voor ziekenzalen (toen nog een voor vrouwen en een voor mannen) en bedden voor mensen die tijdelijk extra zorg nodig hadden, ook van elders’. Hij keek waar behoefte aan was. Maakte zich hard voor het oplossen van noden. Stelde doelen en wendde zijn invloed aan om de zorg beter te maken. Dat is leiderschap.

Leiderschap is in deze tijd ook nodig. Nodig om reparaties uit te voeren. Nodig om eigentijdse ondersteuning en zorg te realiseren. Verzorging, verpleging en behandeling thuis is prachtig. Waar ‘thuis’ mogelijk is, is dat voor ieder waarschijnlijk te prefereren. Maar er komt een moment dat een beschutte woonomgeving of dat verpleegzorg noodzakelijk is. Ik hoop dat de jongere meneer Bouma (m/v) in deze tijd de moed en het inzicht heeft om een ouderenzorg-nieuwe-stijl te realiseren die de belangrijke waarden zoals veiligheid, geborgenheid, gezelligheid en de 3 r-en heeft behouden.

 

 

Laat een reactie achter