Falende afstemming in een zorgrelatie
Datum: 28-06-2018
Falende afstemming in een zorgrelatie
Jan staat bij de ingang van het ‘steunpunt’ op de plek waar zijn begeleiders een werkkamer hebben. Jan staat wat te dralen en kijkt wat er in de kamer gebeurt. Zijn begeleiders zijn druk met elkaar in gesprek. Wanneer kan hij zijn kans schoon zien om, moeizaam formulerend, zijn vraag te stellen en te weten komen of hij vandaag naar zijn werk moet? Hij mag niet de kamer inlopen; dat is een afspraak. Roepen heeft geen zin, want ze hebben nu geen tijd. Afwachten maar of hij in beeld komt of onzichtbaar blijft.
Onzichtbaarheid is een bron van negatief ervaren afhankelijkheid door mensen met een beperking. De behoefte aan hulp, zorg of ondersteuning wordt bij onzichtbaarheid door de hulpverlener niet gezien of erkend. Een eenmalig voorval, zoals bij Jan hiervoor beschreven, is niet te typeren als onzichtbaarheid. Als het voorval zich echter systematisch voordoet en Jan heeft moeite om zijn eigen onzichtbaarheid bij zijn begeleiding kenbaar te maken, dan groeit er iets scheef. De begeleiding sluit niet aan bij de zorgvraag van Jan. En als Jan dan probeert op te vallen –meestal gebeurt dat op een negatieve manier– wordt dat getypeerd als ‘lastig gedrag’.
Negatieve afhankelijkheid
Afhankelijkheid van zorgverleners blijken mensen met een beperking en hun verwanten niet het grootste probleem te vinden. Afhankelijkheid is inherent aan hun situatie. Maar negatieve ervaringen met afhankelijkheid zijn de boosdoener. Die negatieve ervaringen hebben te maken met:
- de hier benoemde onzichtbaarheid (kom/ben ik in beeld?).
- onmacht, bijvoorbeeld eindeloos moeten wachten op vervoer, hulp etc.
- ongelijkwaardigheid, bijvoorbeeld als begeleiders achter de rug om grapjes maken.
Drie on-factoren
De drie ‘on’-factoren (onzichtbaar; onmacht en ongelijkwaardigheid) zijn in beeld gebracht door de Universiteit voor Humanistiek in een studie naar de ervaren afhankelijkheid door mensen met een beperking en door hun verwanten. Het voorkomen van negatieve afhankelijkheid blijkt uitermate lastig te zijn. Het sluipt erin. De onderzoekers zien in de praktijk dat begeleiders, hoewel ze zich bewust zijn van het fenomeen, negatieve afhankelijkheid lang niet altijd kunnen voorkomen. De onderzoekers stellen dat de begeleiders systematisch en stevig aan ‘ambachtelijke afstemming’ moeten doen, om uit de valkuil van de negatieve afhankelijkheid te blijven.
Ambachtelijke afstemming
Ambachtelijke afstemming is niet in een protocol, werkinstructie of afvinklijstje te vinden. De onderzoekers definiëren ambachtelijke afstemming als: een intensief, geduldig en fijnmazig proces van bijstellen, schipperen en uitproberen dat tot een situatie leidt, die de inzichten van de begeleider en de wensen van de persoon met de beperking beide honoreert. Ambachtelijke afstemming is door ervaring, training, uitwisseling en reflectie te leren. Als teambegeleiders heb je elkaar en je hebt faciliteiten vanuit de werkorganisatie nodig (waaronder tijd) om die afstemming te praktiseren.
Ik denk dat falende afstemming in de zorgrelatie, zoals onderzocht door de Universiteit voor Humanistiek, niet alleen in de zorg voor mensen met een beperking voorkomt. In andere vormen van langdurige zorg –voor ouderen of voor mensen met een ernstig psychiatrische aandoening– zijn dezelfde mechanismen zichtbaar. Negatieve afhankelijkheid sluipt erin. Het is de opgave om uit de drie ‘on-factoren’ te blijven. De interessante studie van de Universiteit voor Humanistiek zal behulpzaam zijn om het voorkomen van negatieve afhankelijkheid op de agenda te zetten.