Belangrijke bestuurders zijn geen goede toezichthouders
Datum: 07-04-2014
Belangrijke bestuurders zijn geen goede toezichthouders
Deze blog is ook op www.lucide.info verschenen. Daar kunt u deelnemen aan de dialoog.
NRCHandelsblad besteedde onder de kop “Toezichthouders met te veel petten’ zaterdag 29 maart 2014 uitgebreid aandacht aan het maximale aantal toezichthoudende functies dat iemand conform de Wet Bestuur en Toezicht mag hebben. Er wordt verschillend gedacht over de vraag of deze wet de kwaliteit van het toezicht zal verbeteren. Dat effect is in ieder geval nog niet zichtbaar.
In deze discussies komt iedere keer de vooringenomenheid naar voren dat belangrijke bestuurders ook goede toezichthouders zijn. Paul Nobelen, bestuursadviseur en recruiter van commissarissen, zegt dat hij steeds vaker naar de derde of vierde keuze op zijn lijstje moet kijken, om er spoorslags aan toe te voegen dat dit natuurlijk nog steeds goede kandidaten zijn. Rixt Meines van het Nationaal Register zegt dat ze langer naar voorzitters moet zoeken en vaker onervaren kandidaten voor gewone lidmaatschappen voorstelt. Mijntje Lückerath zei bij de presentatie van haar jaarlijkse onderzoek in januari 2104 in het FD al dat ‘de champions league van commissarissen’ door deze wet niet meer beschikbaar is voor de semipublieke sector, omdat deze slecht betaalt.
Het is een schadelijke misvatting dat topbestuurders uit het bedrijfsleven en uit het openbaar bestuur ook goede toezichthouders zijn. Dat is aantoonbaar onjuist. Kijk naar het toezicht van Scheepbouwer op het Maasstad Ziekenhuis en van Pieter Bouw op het VUMC, het falen van Loek Hermans bij Meavita en COA, de rol van Elco Brinkman bij Philadelphia. Belangrijke mensen, maar niet bepaald de beste toezichthouders.
Dat is ook logisch. Deze mensen zijn vanwege hun (licht of zware) narcistische persoonlijkheid aan de top en in beeld gekomen. Ze zijn gewend om te beslissen en niet tegengesproken te worden. Ze bestaan bij de gratie van zekerheden en antwoorden.
Van toezichthouders wordt precies het omgekeerde verwacht. Het stellen van vragen, reflectie, het zoeken naar risico’s, het scheppen van onzekerheid, het doorbreken van een eventuele tunnelvisie van de raad van bestuur. Daar heb je een heel andere persoonlijkheid voor nodig. Het is ondenkbaar dat iemand die andere persoonlijkheid rond zijn zestigste ineens ontwikkelt als hij van de bestuurskant naar de toezichtkant van de bestuurstafel overstapt. Toch gebeurt dat op grote schaal. Iedere belangrijke bestuurder is een maand na zijn afscheid al druk aan de gang in allerlei toezichthoudende functies. Ik lees nergens iets over de ervaring van een dergelijke bestuurlijke ‘champion’ als toezichthouder en zeker niet wat hij als onervaren leerling in dit nieuwe vak allemaal moet bijleren voor hij tot de top van toezicht behoort, als hij die al bereikt. Wel horen we dat deze mensen niet beschikbaar zijn omdat ze meer geld willen hebben voor een vak, dat ze nog moeten leren.
Laten we eens ophouden met die flauwekul. Laten we het eens omdraaien:
Geen enkele topbestuurder is een goede toezichthouder tot hij dat vak heeft geleerd.
De champions league van toezichthouders bestaat uit heel andere mensen. Wijze mensen, die niet gehinderd worden door de omvang van hun ego en toezicht als een vak zien, waar je voor moet doorleren.