Cume an spearwa
Op vleugels van weemoed en verlangen
Karel Musch
Een vroeg en goed gedocumenteerd geval van advies vragen vond plaats in het Engeland van 627. Koning Edwin van het vorstendom Northumbria stond onder grote druk om het Christelijk geloof te aanvaarden. Zijn Christelijke echtgenote, Ethelberga, was daarover al een tijd in correspondentie met Paus Bonifatius. Edwin leek (waarschijnlijk daarom) genegen om deze religieuze transitie te maken, maar wilde daarover toch goed worden geadviseerd. De opperpriester van de tot dan toe vigerende heidense religie, Coifi, die als eerste adviseur het woord nam, was er helemaal voor. Het huidige geloof leverde sowieso al niet veel op en hun god leek ook niet veel te vertellen te hebben. Bovendien, en nu volgt een curieus argument, als hun huidige god echt macht had, dan zou hij de opperpriester toch wel hebben bevoordeeld en dat was niet gebeurd.
Dan staat echter een andere adviseur op, die jammer genoeg naamloos is gebleven. Hij geeft aan het helemaal eens te zijn met Coifi, maar wil daar wat aan toevoegen. En dan volgt een korte ontboezeming over de zin van het leven. Het motto daarvan is in het Angelsaksisch van toen de geschiedenis ingegaan als: cume an spearwa. De modern-Engelse tekst ervan is te vinden in Bede’s History of the English Church and People. Bede, een monnik, schreef die geschiedenis in 735.
Om het nu volgende beeld echt te begrijpen, is het goed om te weten dat Edwin in zijn troonzaal zat, midden in de winter, met aan de beide uiteinden van de ruimte grote vuren. Omdat vlak glas in die tijd zeldzaam en kostbaar was, konden ramen nauwelijks winddicht gemaakt worden; wind en vogels hadden dus toegang tot de ruimte.
De naamloos gebleven adviseur gebruikt dat beeld van die vogels om Edwin te adviseren over te gaan tot het nieuwe geloof. Hij sprak: het leven op aarde is alsof een musje (de spearwa) uit de winterkou even de verwarmde troonzaal binnen vliegt, beschut tegen de storm die buiten woedt en er aan de andere kant weer uitvliegt. Slechts kort heeft het musje de warmte en het licht van de troonzaal kunnen ervaren, voordat hij weer naar buiten vloog. Zo is het leven der mensen, aldus de adviseur: ‘hwaet paer foeregange, odde hwaet paer aefterfylige we ne cunnon’: Wat er voor dat leven was, of wat er na komt, kunnen we niet weten. Daarom is het goed om de nieuwe religie te aanvaarden, zo adviseert hij, want die zegt kennis te hebben van zowel het voorgaande als het volgende leven. Waarna de koning dit advies opvolgt en zich vervolgens zó christelijk betuigt dat hij uiteindelijk heilig verklaard zal worden: Saint Edwin.
Het is verleidelijk het beeld van het musje dat maar heel even in de lichte en warme ruimte mag verkeren, te gebruiken voor een beschouwing over de tijdelijkheid van adviseurs en interim-managers en -bestuurders. Die verleiding is daarom ook zo groot, omdat het bij opdrachtgevers vaak goed toeven is, al was het maar vanwege de warmte van de waardering die C3-ers over het algemeen ervaren.
Nee, hier wordt de diepere betekenis van dit verhaal gezocht. Een betekenis die aansluit bij de 33 jaar die C3 inmiddels bestaat. Maar niet alleen het kantoor is 33 jaar ouder. Iedereen die betrokken was bij die zo inspirerende en stimulerende oprichting van C3 is ondertussen ook 33 jaar ouder. Maakt dat wat uit? Jazeker. Kijk, het leven wordt dan wel voorwaarts geleefd, maar achterwaarts begrepen. Anders gezegd, zonder leven geen begrijpen er van. Dat is minder een open deur dan het lijkt. Je kunt alleen goed begrijpen wat achter je ligt, waar je weet van hebt. Hoe meer er achter je ligt, hoe groter de kans op begrijpen, zou je dan zeggen. Dat klopt ook wel.
Een uitstapje naar een gedicht om het beter te kunnen uitleggen: Ulysses van Alfred Lord Tennyson. Het is zo’n gedicht dat iedere schooljongen in Engeland uit zijn hoofd kent, wordt wel gezegd. Het weerklinkt ook in de beroemdste speech van Churchill uit de donkerste dagen van de Tweede Wereldoorlog: “We shall never surrender”. Tennyson’s gedicht gaat over de oud-geworden Odysseus, die naast een uitgedoofde haard zit te mijmeren over zijn avontuurlijke verleden en de totale saaiheid van zijn huidige bestaan. Zijn verlangen naar de oneindige zee blijft echter levend. Ondanks zijn leeftijd maakt hij zich op om opnieuw zijn schip uit te rusten en op reis te gaan. Tegen een oude reismakker zegt hij dan:
‘…… You and I are old;
Old age hath yet his honor and his toil;
(…)
Some work of noble note may yet be done.’
Met andere woorden, Odysseus geeft niet op. De jaren die achter hem liggen, zijn voor hem evenzovele bronnen van inzicht, moed en vooral vastberadenheid. Bovendien, zo’n work of noble note kan ook het vermogen zijn om reflecterend terug te blikken, waardoor de bijdrage in het heden alleen maar waardevoller wordt. Als je jezelf zo af en toe afvraagt wat de betekenis is van je voetstappen in het zand, kan dat helpen om vooruit te zien.
Hier schuilt volgens sommigen echter wel een gevaar in, namelijk het ‘gevaar’ van de weemoed. Er is natuurlijk een wezenlijk verschil tussen weemoed en verlangen. Verlangen richt zich over het algemeen op later; bij weemoed is juist de voorbij gegane tijd van betekenis.
Je kunt van het heden niet terugkeren; je kunt in elk geval niet ontsnappen naar het verleden. En aan dat verleden zelf is al helemaal geen ontkomen. Dat is er aan het heden wel, als je althans op de vleugels van het verlangen naar de toekomst durft te vliegen. Een vlucht naar het verleden zit niet in het pakket. Het verleden is vooral van belang als bron van weemoed. Maar heus, weemoed geeft minstens zulke krachtige vleugels als verlangen. Weemoed is een bron van reflectie; een ander woord voor wijsheid. Elke adviseur wil toch graag die mature, wijze raadgever zijn?
En als je dan op de vleugels van de weemoed durft te vliegen? Het is natuurlijk wel zo dat als je ergens heen vliegt, je ergens anders vandaan vliegt. Met de weemoed als reismakker neem je in elk geval een deel van dat verleden mee, in zijn voedende inspiratie.
Da’s allemaal mooi, maar is er niet meer te zeggen over het verlangen? Vast wel, maar over verlangen wordt vooral gezongen. In de opera Nabucco van Verdi zingt het slavenkoor over het oneindige verlangen naar huis, naar het vaderland. Dat verlangen vliegt op gouden vleugels: ‘Va, pensiero, sull’ali dorate. Dit is een extreem krachtige vorm van verlangen. Wat niet iedereen weet die naar dit koor luistert, is dat met dit lied de Italiaanse natie is begonnen. Het werd in de jaren van de Italiaanse eenwording een niet-officieel volkslied. Het roept nog steeds diepe emoties op bij uitvoeringen. Kijk maar eens op facebook.com/watch/?v=1973040976336059 en neem dan 11 minuten en 55 seconden de tijd. De dirigent Mutti (nomen est omen) dirigeert een uitvoering van dit koor en als bis nodigt hij de zaal uit om mee te zingen. Het werd toen, ook door de korte introductie van Mutti, een protestsong tegen het regeringsbeleid. Pikant omdat die avond zowel de president van Italië als de eerste minister Berlusconi in de zaal zaten. Hier was het Slavenkoor weer een keer een uiting van zowel weemoed als verlangen.
Ach, gevoed door de herinnering gaan weemoed en verlangen vaker hand in hand. Hoe zou je immers kunnen ontsnappen aan de weemoed als je terugdenkt aan de oprichting van een kantoor dat zo dierbaar werd. De periode waarin C3 werd opgericht, nu 33 jaar geleden, werd één van de meest inspirerende episodes in mijn leven. De weemoed die volgde op ons besluit dat ik een andere weg zou gaan, werd de basis voor een nieuw verlangen dat elders, buiten het adviesvak en gedeeltelijk buiten Nederland zijn vervulling vond. Want als je ergens vandaan vliegt, juist op de gouden vleugels van het verlangen, vlieg je altijd ergens anders naar toe. Of de spearwa uit het verhaal van Bede op gouden vleugels vloog, vertelt het verhaal niet. Voor deze spearwa van C3 was dat in elk geval wel zo.
De auteur
Karel Musch was een van de oprichters van C3 en tussen 1988 en 1999 als partner en directeur aan C3 verbonden.
Volgend op zijn afscheid van C3 in 1999, startte Karel met zijn vrouw een refugio voor pelgrims in de buurt van Vézelay (Frankrijk). In 2014 keerde hij terug naar Nederland. Vervolgens behaalde hij een 1st. Level Master aan St. Anselmo te Rome, een onderdeel van de pauselijke universiteit Gregoriana. Inmiddels doet hij onderzoek voor de Master Religiewetenschappen aan de Radboud Universiteit. Zijn thesis is gewijd aan maatschappelijke relevantie van de vrijmetselarij.
Karel Musch publiceert met bescheiden regelmaat beschouwingen over vraagstukken op het snijvlak van samenleving en spiritualiteit, voornamelijk in Thoth, het cultureel-filosofische tijdschrift van de Nederlandstalige vrijmetselarij. Hij publiceerde verder in het monastieke tijdschrift De Kovel en het Vlaams Nederlandse Tijdschrift voor Geestelijk Leven. De afgelopen jaren schreef hij boeken over de schoonheid van de islam (FAMA 2014) en over de spiritualiteit van de vrijmetselarij (Aspekt 2017). Op dit moment werkt hij aan een essay waarin hij het door hem ontwikkelde concept van weerbare broederschap wil verdiepen.
Hij leeft in het besef dat de mens de enige verbinding is tussen zijn eigen toen en straks. Daarom houdt Karel er van om door de ogen van zijn kleinkinderen naar hun later te kijken. Hij wordt daar gelukkig van en zijn kleinkinderen vinden het meestal ook wel leuk.