De denktank voor Brandon

Datum: 28-03-2011

De denktank voor Brandon

Bij het discussieforum van Skipper en Vilans werd de vraag gesteld wat er aan de recent geïnstalleerde denktank meegegeven moet worden die de meest nijpende situaties in kaart gaat brengen en daarvoor een plan van aanpak maakt. Ik voel mij nog steeds erg betrokken bij dit type zorg en heb daarom een reactie geplaatst.

In 1989 bij de oprichting van de consulententeams werd geschat dat 1% van de populatie van 35.000 intramurale plaatsen moeilijk verstaanbaar gedrag vertoonde, dus ongeveer 350 mensen waarbij er regelmatig sprake zou zijn van handelingsverlegenheid. Bij een deel van die groep, van enkele tientallen tot honderden, zou het probleemgedrag van dien aard zijn dat er zich dagelijks levensgevaarlijke situaties voordeden. Uitgaande van deze cijfers is het onduidelijk of de situatie verbeterd is.

Duidelijk is dat er veel extra inspanning geleverd is in 20 jaar. Voor veel bewoners werd een plan opgesteld dat tevens ondersteund werd door extra middelen. Ook is er heel veel gedaan aan diagnostiek en kennisontwikkeling. Het leren kijken naar het onbegrepen gedrag, veel aandacht voor de communicatie met de bewoners, een groeiend inzicht in typische problemen hebben voor veel bewoners de kwaliteit van hun bestaan verbeterd.

Dan wordt iedereen opgeschrikt door “Brandon” en volgt er discussie. Ik vraag me af wat er aan de hand is?
Nu komt aan het licht dat er enkele tientallen dossiers niet op een bevredigende wijze opgelost kunnen worden. Dat kan, maar het lijkt of de sector daardoor verrast wordt. Wat betekent dat? Acceptatie van de situatie, een bepaalde gelatenheid? De overtuiging dat het niet beter kan?
Zijn de rollen nog wel helder? Hoe kan het dat de inspectie fiat geeft voor onwenselijke situaties? (Of is dat niet zo?)
Blijkbaar is ondanks veel inspanning de problematiek op een bepaald niveau blijven steken. Of is er misschien nieuwe problematiek bijgekomen. Er is een groeiend aantal LVG’ers met bijkomende problemen.

Stel dat straks enkele tientallen mensen in kaart gebracht zijn waarvan we vinden dat de omgeving geen goed antwoord kan vinden op het gedrag van de betreffende cliënten. Wat gaan we dan doen? Er zal zeker aandacht zijn voor de diagnostiek. Wat is er aan de hand en hoe kunnen we de problemen verklaren vanuit de kennis die we hebben?
Er zal ook aandacht zijn voor de competenties van medewerkers. Hoe benader je iemand met probleemgedrag, hoe zorg je dat je veilig kan werken, hoe communiceer je enz. Dit zijn echter de normale zaken die al gebeuren en dus niet onderscheidend zijn.

Het is evident dat bepaalde voorzieningen veel beter zijn in het begeleiden van probleemgedrag dan andere. Ik denk dat er voor deze context kant te weinig aandacht is. Werkers op plekken waar het goed gaat kunnen hier waarschijnlijk veel over zeggen.

Het is zeker zo dat er een sterke cultuur nodig is die een zekere mate van problemen kan dragen. Een dergelijke sterke cultuur wordt gekenmerkt door: een duidelijke visie, duidelijke begeleiding en samenhang in de dingen die gedaan worden.
Het lijkt me goed om de bijdrage van het CCE te evalueren. Het CCE doet goed werk, maar het is nuttig om de toegevoegde waarde en interventiekracht in beeld te hebben. De rol van het CCE is niet het leveren van superexpertise, maar een derde persoon die een nieuw perspectief kan aanbrengen. Wat gebeurt er als geconstateerd wordt dat dit nieuwe perspectief niet aangebracht kan worden?
Wat zijn de denkmodellen over het begeleiden van mensen met een verstandelijke beperking? Hoe zijn die de laatste jaren veranderd en welke “nieuwe” problemen brengt dat met zich mee? In de jaren negentig is het burgerschap onderstreept. Dat heeft naast veel positieve effecten waarschijnlijk ook tot gevolg dat de tolerantie voor problemen lager wordt. (Overigens is dat ook een breed maatschappelijk verschijnsel.)
Wat zijn de assumpties die de werkers hebben over het werken met probleemgedrag. Het is in ieder geval duidelijk dat je er met lineair denken niet komt. Het omgaan met probleemgedrag vraagt veel creativiteit, of zoals hoogleraar Gijs van Gemert dat aanduidde: 'Het is sociaal judo'. Ik vind dat ook, maar dat stelt hoge eisen aan het begeleidende systeem. Heldere kaders en uitmuntende zorgprofessionals, die het als een uitdaging zien om complexe relaties aan te gaan en daar het maximale uit te halen.

Samenvattend vraag ik dus aandacht voor:
1. De ogenschijnlijke tolerantie t.a.v. de problematiek?
2. Een heldere rolverdeling tussen de partijen.
3. Zicht op de situatie. Wordt de situatie nu beter, minder separaties? In de GGZ is instrumentarium ontwikkeld om dit te volgen.
4. De wijze waarop de CCE-bemoeienis goed tot zijn recht komt.
5. Is er sprake van nieuwe doelgroepen en nieuwe problemen?
6. De succesfactoren bij het omgaan van probleemgedrag, waarbij aandacht voor context en zorgcultuur.
7. Wijzigende opvattingen in de sector over wat problemen zijn en hoe je die oplost.

 

Laat een reactie achter