De toekomst van Toezicht

Datum: 16-02-2015

De toekomst van Toezicht

Onderstaande column verscheen eerder in Governance Update nummer 1 2015 van het Nationaal Register.

Meeste heil in professionalisering

COLUMN
De Toekomst van Toezicht

De opvattingen over goed toezicht variëren nogal. Governance-adviseur Hans Hoek van C3 beschrijft een aantal stromingen, die onderling sterk verschillen en elkaar zelfs uitsluiten. ‘Overeenstemming over wat goed toezicht is ontbreekt.’

‘Over één ding bestaat wel een redelijke mate van overeenstemming: er moet een vorm van tegenkracht zijn tegen de bestuurder van een organisatie. Maar de opvattingen over wie die tegenkracht moet geven, lopen sterk uiteen. Een paar inzichten die zich niet met elkaar verdragen en dus niet gemixt zouden moeten worden.

PROFESSIONEEL TOEZICHT

Velen geloven dat professionalisering van het interne toezicht de oplossing is. De governancecodes zijn daarop gebaseerd. Dat DNB toezichthouders (en bestuurders) toetst op hun geschiktheid en betrouwbaarheid, past in deze stroming. Dat geldt ook voor het puntensysteem voor bijscholing, waar de woningsector sinds 1 januari 2015 mee werkt. Alle verenigingen van toezichthouders ontlenen hun bestaansrecht deels aan de scholing van commissarissen. Professioneel toezicht wordt door de politiek echter actief belemmerd door de Wet bestuur en toezicht, die slechts vijf toezichthoudende functies toestaat en door de Wet normering topinkomens, die een slechte beloning voor toezichthouders van semipublieke organisaties voorschrijft. Beide wetten belemmeren dat iemand van toezicht houden zijn vak maakt.

EIGENAARSCHAP

Anderen denken dat het allemaal goed komt als de ‘eigenaren’ weer de baas zijn. Aandeelhouders van vennootschappen of leden van verenigingen moeten meer macht krijgen om het bestuur te corrigeren. Zijn er geen aandeelhouders of leden, dan moet er iets kunstmatigs gemaakt worden om individuen zeggenschap over organisaties te geven. Zo ontstaan principieel onjuiste gedachten als van de commissie Halsema, die schrijft dat de burgers ‘eigenaar’ zijn van de semipublieke sector. Dat zijn ze niet en dat zijn ze nooit geweest. Bovendien is de vraag: wie krijgt op grond waarvan het recht om mee te praten? En namens wie praat hij/zij dan mee? Hoe meer mensen meepraten, hoe zwakker de tegenkracht is omdat het bestuur partijen tegen elkaar kan uitspelen.

DE OVERHEID REGELT HET WEL

Overheidsbestuurders denken vaak dat zij alles kunnen regelen en beheersen. Regels en wetten van de overheid en toezicht door of namens de overheid zijn hét middel om besturen (en toezichthouders) van organisaties te corrigeren. Zie bijvoorbeeld de aanbevelingen van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties. Ministers vinden onafhankelijke externe toezichthouders steeds vaker ongewenst omdat ze niet doen wat het kabinet wil. Zie de ingreep van minister Dijsselbloem bij de AFM en de wens van minister Blok om de nieuwe Woonautoriteit direct onder zijn verantwoordelijkheid te brengen.

ALLES IS POLITIEK

Vooral linkse politici pleiten de laatste tijd vaak voor het terugbrengen van het ‘middenveld’ of het ‘heroveren’ van de semipublieke sector, dan wel het terugdraaien van de door henzelf bedachte, maar nu verfoeide ‘privatiseringen’. Deels worden dezelfde argumenten gebruikt als bij het pleiten voor ‘eigenaarschap’, met dit verschil dat partijpolitici dan namens de burger dat eigenaarschap op zich zullen nemen. Politici kunnen echter niets eens goed toezicht houden op publieke projecten, zoals ICT. (Ex)-politici blijken ook slecht in staat om tegenkracht te geven aan bestuurders, zoals bijvoorbeeld bij Meavita en Philadelphia bleek. Het is dus zeer de vraag of we goed toezicht aan de politiek kunnen toevertrouwen.

Wat wordt de toekomst van toezicht dan wel? Veel voorstellen voor ‘verbetering’ van het toezicht bevatten een mix van deze verschillende stromingen. Dat gaat niet werken. De verschillende stromingen zijn onderling strijdig met elkaar. Stevig professioneel toezicht krijgt geen ruimte als de overheid alles regelt. Goede commissarissen komen al snel in conflict met actieve ‘eigenaren’. Als de overheid het regelt, is er geen ruimte voor zeggenschap van burgers. Politiek toezicht en professioneel toezicht sluiten elkaar uit. De vraag is dus wat de toekomst van toezicht is. Ik zie zelf vooralsnog het meeste heil in het professionaliseren van het toezicht.

Dr. Ir. H. Hoek is governance-adviseur in de gezondheidszorg en directeur van C3 adviseurs en managers. Hij publiceert regelmatig over governancevraagstukken en is gepromoveerd op governance in de gezondheidszorg.

Laat een reactie achter