De waardigheid van het ambt
Datum: 29-09-2011
De waardigheid van het ambt
De premier en een fractievoorzitter bejegenen elkaar in de Kamer als kwaaie schooljongens. Diezelfde fractievoorzitter maakt zijn collega uit voor hond (regeringspoedel). Een hoogleraar Psychologie blijkt zijn data verzonnen te hebben. Een serieminister, uit een respectabel bestuurdersgeslacht, negeert de principiële uitspraak van de Hoge Raad en probeert een noodwet door de Kamers te jassen om te zorgen dat de overheid geen € 73 miljoen misloopt op de uitgifte van identiteitsbewijzen. Het OM bezigt in zijn requisitoir tegen de hoofdverdachten in de Bouwfondszaak taal, die op GeenStijl niet zou misstaan.
Al deze mensen hebben het grote voorrecht om een vooraanstaande en invloedrijke positie in de maatschappij te bekleden, maar ze gedragen zich er niet naar. Vroeger heten deze mensen ‘hoogwaardigheidsbekleders’. Ze bekleden ambten waaraan door de maatschappij hoge waarde wordt gehecht. Dat stelt eisen aan de waardigheid waarmee deze elite het ambt uitoefent.
Die eisen gelden volgens mij nog steeds, maar de huidige functionarissen gedragen zich er niet naar, zoals uit de voorbeelden blijkt.
Ik weet niet of ze zich niet bewust zijn van de noodzaak zich waardig te gedragen als ambtsdrager of dat ze lak hebben aan deze conventies. Beide mogelijkheden zijn ernstig en maken de persoon in kwestie ongeschikt voor het bekleden van het ambt. De hoogleraar is geschorst, maar alle andere ambtsdragers gaan gewoon door. De betreffende minister (Donner) is zelfs kandidaat voor een functie (vicevoorzitter Raad van State), die een nog hoogwaardiger houding en gedrag eist.
Ik vind deze ontwikkeling zorgelijk. Hoe kun je als burger nu nog vertrouwen hebben in machthebbers, die zich zo gedragen. Geert Mak heeft in de Raiffeisenlezing 2004 beschreven dat er een cyclische beweging zit in het vertrouwen, dat in bestuurders gesteld kan en mag worden. Volgens Mak zijn er perioden waarin fatsoenlijk gedrag als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Er is een superklasse van adel of gegoede burgerij, die de maatschappij bestiert. In die superklasse vertrouwt men elkaar. Men kan zich niet veroorloven anderen te bedriegen of zichzelf te verrijken ten koste van anderen. Er is respect en verantwoordelijkheidsgevoel, orde en rust en veel sociale controle, die uitwassen voorkomt. Deze situatie is echter niet stabiel. Gaandeweg komen er nieuwkomers, die wel macht hebben, maar niet de ongeschreven wetten volgen. Dat leidt tot uitholling van het vertrouwen van de burgers in de autoriteit van de ambtsdragers. Volgens mij is dit precies wat er nu aan de hand is. De top toont geen waardigheid, houdt zich niet aan fatsoensregels en is ondertussen niet in staat om de echte problemen, zoals de Eurocrisis, op te lossen.
Hebben we wel de juiste ambtsdragers?