Een goed ‘zorggesprek’
Afgelopen vrijdag was ik in Doesburg voor een goed gesprek over de ontwikkelingen in de zorg. Een vriend van mij had een aantal van zijn vrienden bij elkaar gebracht om over het C3 Manifest ’Van Gezondheidzorg naar Zorg voor Gezondheid’ te praten. De deelnemers hadden het Manifest en het onderliggende ‘Werkboek’ tevoren gehad.
Het werd een geanimeerd gesprek met acht mensen, waarvan de meesten in of rond de tachtig waren. Mijn vrouw en ik waren met onze (bijna) 75 jaar de jongsten. Alle mensen aan tafel waren erudiet en hoog opgeleid en zeer scherp van geest.
Wat me opviel bij het kennismakingsrondje was dat bijna iedereen bij het (al dan niet vroegtijdige) pensioen hun werkend leven met frustraties achter zich hadden gelaten. Slechte leiding, bureaucratie, onhaalbare ‘productiedoelen’, gebrek aan invloed, slecht werkklimaat. Allemaal zaken, die 20 jaar later nog steeds op grote schaal spelen. Waarom is goed werkgeverschap toch zo moeilijk. Zie ook Thema 5 uit ons Manifest.
Maar dat terzijde. Het gesprek in Doesburg ging onder andere over de vraag of alles wat kan in de zorg ook wel moet, vooral aan het begin en einde van het leven. En wie daar dan over beslist: de patiënt, de dokter, de overheid of alle drie op verschillende manieren en momenten. Voor oudere mensen, zoals in dit gezelschap, kan dat moment van de individuele beslissing om niet alle mogelijke behandelingen te ondergaan zich zomaar op korte termijn aandienen. We reflecteerden uitgebreid op de maatschappelijke ethische vraagstukken, die beslissingen om sommige zorg niet te geven, met zich meebrengen. Mag de politiek beslissen om bijvoorbeeld dure medicijnen niet te vergoeden, waardoor sommige groepen patiënten zullen sterven of slechte kwaliteit van leven hebben? We hadden het over Qualy’s (Quality Adjusted Life Years) en de vraag of het in Nederland een begaanbaar pad is om keuzen in de zorg te maken. De gesprekspartners herinnerden zich nog dat de ‘Trechter van Dunning’ het ook niet gered had.
We spraken ook over de organisatie en de kosten-baten van de gezondheidszorg, de maatschappelijke kijk daarop en de eigen ervaringen. Opvallend was dat de berichtgeving over de zorg leidt tot een negatief beeld, omdat alleen slecht lopende zaken en ‘schandalen’ in de media komen. De dag daarvoor had Nieuwsuur zijn onderzoek naar de openbaarheid van declaraties van zorgbestuurders gepubliceerd. Als je niet oppast, overheerst dat de discussie. Maar we waren het er al snel over eens dat andere zaken in de zorg belangrijker zijn. Ik werd dan ook bevraagd op wat wel goed gaat in de zorg en wat minder en hoe de Nederlandse zorgkwaliteit is ten opzichte van andere landen. Een eyeopener was dat ‘de kosten van de zorg’ al 50 jaar een hot issue zijn, sinds de structuurnota van Jo Hendriks in 1974. Toen (1975) gaven we omgerekend 10,5 miljard euro aan de zorg uit. Dat is € 900 per inwoner. Nu geven we € 109 miljard uit aan de zorg. Dat is € 6.300 per inwoner.
Het was een aangenaam gesprek met leuke mensen, afgesloten met een gezamenlijke lunch. Eigenlijk zouden er vaker van dit soort ‘zorggesprekken’ plaats moeten vinden tussen de ‘expert’, die helemaal in de materie zit en ‘leken’, die op een heel andere manier kijken.
Het Manifest en het Werkboek 2021 zijn met andere bijdragen aan het maatschappelijk debat te vinden op onze website.