Governance in het onderwijs is prima op orde
Datum: 10-02-2014
Governance in het onderwijs is prima op orde
Ik zit in een soort denktankje met Harm Klifman, die o.a. adviseert over governance in het onderwijs, en Theo Stubbé, die over samenwerking en governance in de woningbouw adviseert. Wij zijn bij elkaar gaan zitten, omdat wij ons zorgen maken over het gebrek aan vertrouwen in de governance van ‘semipublieke’ sectoren en de daaruit voortvloeiende regelneurose van de politiek. We zijn nog aan het denken wat wij kunnen doen om dat vertrouwen te vergroten.
Het voordeel van zo’n clubje is dat je in elkaars keuken kijkt en elkaar opmerkzaam maakt op ontwikkelingen in andere sectoren. Zo bracht Harm Klifman mij de brief van 5 februari 2014 ‘versterking governance in de praktijk’ van minister Jet Bussemaker van OCW over de governance van het onderwijs onder de aandacht. Het is heel boeiend om zo’n brief met iets meer distantie te lezen, dan wanneer het een brief van Schippers over de governance van de gezondheidszorg zou zijn.
De brief bevat 15 kantjes goed nieuws, althans zo lees ik hem. Bussemaker gaat in op verschillende aspecten van governance in het onderwijs en beschrijft dat die governance heel goed op orde is, maar dat er een beperkt aantal kleine praktische aanpassingen nodig zijn.
Zo constateert Bussemaker dat:
– De medezeggenschap bij alle schooltypen uitstekend loopt en dat ouders, leerlingen en leraren daar tevreden over zijn.
– De klachtenregelingen op orde zijn en goed functioneren, behalve in het MBO, waar verbetering nodig is.
– De publieke verantwoording goed is geregeld en dat de jaarverslagen goed leesbaar zijn. Wel moet de richtlijn om het jaardocument openbaar te maken omgezet worden in een verplichting, omdat nog niet alle scholen de richtlijn volgen en deze onduidelijk is.
– De governancecodes is alle onderwijssectoren aangepast zijn of worden aan de nieuwste maatschappelijke inzichten en opvattingen. En alle sectoren plannen ontwikkelen om de naleving te monitoren.
Bussemaker hoeft maar een beperkt aantal aanvullende maatregelen te nemen om lacunes op te lossen. Die staan op pagina 14 en 15 van de brief.
Als ik het zo beschrijf, zal uw reactie waarschijnlijk zijn ‘Geweldig dat de governance in het onderwijs zo goed ontwikkeld is en zo goed op orde’. Dat is niet de toonzetting van de brief van Bussemaker. Zij beschrijft in detail dat het goed gaat, maar trekt nergens die conclusie. Zij volstaat met het opsommen van wat er nog moet gebeuren onder het kopje ‘Overzicht maatregelen’. Zoals gebruikelijk bij de politiek is het glas niet halfvol, maar halfleeg en moet er van alles gebeuren om het glas verder te vullen.
Wat zou de maatschappij gebaat zijn bij bewindslieden, die durven vast te stellen dat er iets heel goed gaat in de ‘semipublieke’ sectoren. Bussemaker beschrijft dat in 13 kantjes, maar zegt dat niet en besteedt de 2 andere kantjes van de brief om vooral haar daadkracht te benadrukken.
Een (bewust?) gemiste kans?