Ketenzorg in de eerstelijn

Datum: 06-05-2010

Ketenzorg in de eerstelijn

Vandaag las ik in Skipr Daily dat het Nederland Huisartsen Genootschap (NHG) de demissionair minister heeft laten weten, de medewerking aan nieuwe zorgstandaarden op te schorten. Ik kan me daar wat bij voorstellen. De nieuwe multidisciplinaire zorgstandaarden over bijvoorbeeld COPD en diabetes gaan niet alleen over de inhoud van zorg. Ze hebben met name consequenties voor de organisatie en financiering van de zorg. En dan moet je als professionals en als belangenorganisatie op je hoede zijn.
Een paar weken geleden heb ik tijdens een conferentie een praatje gehouden over persoonlijke motivatie voor ketenzorg. Het gehoor bestond uit eerstelijners uit de regio Haaglanden. Er was een goede opkomst. Het thema: De kracht van ketenzorg, dat bent U! Tijdens de voorbereiding van mijn praatje merkte ik aan mijzelf, dat ik de kracht en inspiratie uit mijn tenen moest halen. Des te langer ik met dit thema bezig was, des te meer begon het me tegen te staan. Wat was er aan de hand?

Ik ben uitgesproken voor samenwerking in de zorg. Het over de schotten van de eigen professie en organisatie kijken, is essentieel om versnipperde, niet-bij-de-cliënt-aangesloten zorg te voorkomen. De essentie van ketenzorg is voor mij: ‘Wat ik doe met en voor de cliënt, heeft consequenties voor andere zorgverleners die ik dagelijks niet zie’. In organiseertaal komt het neer op adequate aansluitingen in de werkprocessen van de betrokken disciplines. In de dagelijkse praktijk is daar nog wel het één en ander aan te verbeteren. Dat zie ik ook wel.

Beleidsmatig is bedacht dat zorggroepen met hoofd- en onderaannemers door de zorgverzekeraar worden gecontracteerd. Er worden dus eerstelijns productieafspraken over bepaalde aandoeningen gemaakt. De huisarts zal in veel gevallen de hoofdaannemer zijn; de rest onderaannemer. De nieuwe zorgstandaarden zouden de zorginhoud moeten reguleren. Concreet: een cliënt komt via de huisarts in een zorgstraatje voor één van zijn/haar problemen, bijvoorbeeld diabetes. Bij het zorgstraatje hoort een zakje geld, waarvoor een aantal diensten wordt geleverd.

Klinkt logisch? De praktijk is weerbarstiger. Het is een administratief gedoe en een georganiseer om dit systeem van zorggroepen, hoofd- en onderaannemerschap en zorgcontractering voor elkaar te krijgen en ook in stand te houden. De beheerskosten van dit systeem zullen naar mijn verwachting de beoogde besparingen van de minister ver overschrijden. En de zorg? Wordt de cliënt er beter van? En de zorgprofessional gelukkiger?

Wat dan? Vijf tips:

  1. Zorgprofessionals moeten niet ‘schijterig’ zijn maar lef tonen in de samenwerking met elkaar. Van geïsoleerd-in-de-eigen-praktijk-blijven-zitten, wordt niemand beter.
  2. De zorgprofessionals in de eerstelijn hebben de plicht om de aansluitingen tussen de disciplines zelf goed te managen.
  3. Zorgverzekeraars moeten in hun contractering van eerstelijners beter naar de aansluitingen tussen de zorgverleners kijken. Zeker voor de aandoeningen die een voorspelbaar beloop hebben.
  4. De opleidingen van zorgprofessionals hebben de taak om hun studenten ‘op te voeden’ in samenwerking en het over de schotten heen kijken.
  5. Cliënten kunnen zelf ook hun steentje bijdragen door te vragen naar de samenhang in hun zorg. Ervaringsdeskundigen op het gebied van chronische aandoeningen kunnen via de consumentenorganisaties laten zien hoe dat gaat.

Laat een reactie achter