Kijk op professionaliteit in de zorg

Datum: 14-12-2011

Kijk op professionaliteit in de zorg

Het thema hoeveel vrijheid professionals in hun werk moeten of mogen hebben, duikt met regelmaat in mijn werk op. De ene keer aangezwengeld door een professional, de andere keer door een manager. De vraag die op tafel komt is: wie is de (echte) baas, de professional of de manager? Die keuze tussen de één of de ander is ingegeven vanuit een machtsperspectief. Kan ik jou dwingen om iets te doen of te laten? Van zo’n vraag komt geen vruchtbare discussie. Terwijl zowel professional als manager veelal behoefte hebben aan een discussie over de concrete invulling van professionaliteit en wat je daarvoor nodig hebt.

 

 

 

 

 

 

In de periode dat ik als fysiotherapeut werkte, stond de professional nog op een voetstuk. Natuurlijk wel met een rangorde tussen de professionals onderling. Uitgangspunt was: ‘doctor knows best’. Laat de professional maar zijn gang gaan en laat hem/haar met rust, dan komt het wel goed. In de huidige tijd zie ik de beweging ‘Beroepseer’ een dergelijke positie innemen. Heb moed en vertrouwen, want de professional weet wat hij doen moet.

De beweging ‘Beroepseer’ is een tegenkracht ten opzichte van het ‘MBA-denken’ van managers. Woorden als productie, targets en controle werden in mijn jaren als fysiotherapeut niet gehoord. Laat staan doelmatigheid en transparantie. Die zijn pas in de tweede helft van de jaren negentig en nog wel later in de zorg gemeengoed geworden. Het MBA-denken rationaliseert de zorg en laat daarbij de waardering voor passie en handelen vanuit betrokkenheid varen.

Er is een nieuw begrip in opkomst: de eigentijdse professionaliteit. Ik heb erover gelezen bij De Bruijn en Noordegraaf. Zij noemen vijf elementen van eigentijdse professionaliteit:
– efficiënt werken als issue;
– multidisciplinair kunnen samenwerken;
– gerichtheid op collectief resultaat;
– open staan voor brede verantwoording;
– actief managen van media-aandacht.

Ik vind het vijf mooie punten, waarvan de eerste 3 in ‘mijn tijd’ als fysiotherapeut ook wel speelden: Plannen we goed? Behandelen we niet onnodig? Gooien we geen natte handdoeken in de was, die de waszak kilo’s zwaarder maken? Zaken die met efficiënt werken te maken hebben.
Het multidisciplinair werken was ook belangrijk: je kunnen verhouden tot de andere disciplines en er samen meer van maken dan in je eentje. En gerichtheid op het totaal – samen gaan voor de cliënt, voor de eigen afdeling, voor de instelling – komt me bekend voor als onderliggende waarde van professionaliteit. Daarmee wil ik niet zeggen dat het altijd zo eenvoudig was om het werk zo uit te voeren. Een verschillende kijk of een stromingenstrijd kon behoorlijk wat roet in het eten gooien.

Het open staan voor brede verantwoording zat nog niet in het taalgebruik. Je moest je wel kunnen verantwoorden maar ‘breed’, zoals dat nu gebeurt met prestatie-indicatoren of met waarderingen op internet, dat was niet aan de orde. Zo ook het managen van media-aandacht. Ik kan me voorstellen dat het vergrootglas van de media in deze tijd, dit voor mij nieuwe element noodzakelijk maakt. Kijk in organisaties: de afdelingen pr & communicatie zijn niet meer weg te denken afdelingen.

Met het begrip ‘eigentijdse professionaliteit’ kiezen De Bruijn en Noordegraaf een positie tussen het MBA-perspectief en het perspectief van de Stichting Beroepseer. Daarmee geven ze professionals èn managers een aantal ijkpunten om in dit tijdgewricht een gezamenlijke waardering voor professionaliteit op te bouwen. Zonder machtsperspectief.

Laat een reactie achter