Kokerdenken

Datum: 14-01-2008

Kokerdenken

Soms heb je zo’n week, waarin je allemaal akelige verhalen over de zorg hoort. Iemand, die afgewezen wordt voor een opname op de PAAZ omdat het Kerst is en die zichzelf wat aandoet. Iemand aan het eind van een lange depressie, die eindeloos op zoek moet naar afrondende zorg. Patiënten, die van het kastje naar de muur gestuurd worden. Een vader met een zieke pasgeboren baby in zijn armen, die in het weekend tussen verloskunde, neonatologie en kindergeneeskunde heen en weer wordt gestuurd. Een patiënt die na een operatie door de chirurg telefonisch naar een fysiotherapeut gestuurd wordt, die hem terugstuurt naar een andere chirurg die de patiënt wel behandelt. Patiënten die op een polspreekuur te horen krijgen dat ze twee uur moeten wachten of nog erger dat dokter geen tijd meer heeft en dat ze maar een nieuwe afspraak moeten maken. De ervaringen van Marjolein op de SEH zijn ook een voorbeeld, zij het gelukkig niet ernstig. We stuiten op een website met allerlei klaagzangen over de zorg.

Je vraagt je dan af hoe dat komt. Als je het aan zorgverleners vraagt geven ze meestal antwoorden die buiten hen liggen: te weinig geld, werkdruk, het management, slechte informatie, moeilijke patiënten. Of het ligt aan andere zorgverleners, die het niet goed doen. Zelden wordt de hand in eigen boezem gestoken; waarom ga ik zo met mijn patiënten om? Er is veel kokerdenken, waarbij niet gekeken wordt naar het hele proces rond de patiënt. En –ook al staat in ieder beleidsplan de patiënt centraal- weinig denken vanuit de patiënt.

Er is een oude conference van Henk Elsink, waar ik dan vaak aan moet denken. Elsink komt vlak voor sluitingstijd voor het weekend vast te zitten in een lift in een warenhuis. Via de telefoon probeert hij hulp te krijgen. Niemand is in zijn probleem geïnteresseerd. De telefoniste adviseert hem om dinsdag terug te bellen, want dan is de liftmonteur er weer. De mooiste dialoog uit deze conference is als Elsink belt met iemand die over de verlichting blijkt te gaan: ‘Meneer, doet u het knopje links eens omhoog. Is het licht nu uit? Doet u het nu eens omlaag. Is het licht nu aan? Mooi meneer, dan is mijn onderdeel op orde. Ik wens u een prettig weekend’.
Zo gaat het in de zorg helaas ook vaak. De zorgwerker kijkt of zijn onderdeel op orde is en niet of de cliënt daarmee geholpen is. En ook niet of hij de cliënt kan helpen om bij de juiste zorgverlener te komen. Als de patiënt weg is van mijn balie of uit mijn spreekkamer ‘dan is mijn onderdeel op orde’ en hoef ik me verder niet druk te maken.

Ik vind dat zo raar. De meeste mensen, die in de zorg werken hebben daar bewust voor gekozen. Ze zijn aan het vak begonnen omdat het een mooi vak is en ze mensen willen helpen. De roeping om dokter of verpleegkundige te worden is uit de mode. Maar in meerderheid gaan mensen in de zorg werken om andere redenen dan alleen geld verdienen. Als je zorgverleners vraagt waarom ze in de zorg werken krijg je bijna altijd antwoorden die te maken hebben met andere mensen helpen. Als je zo aan je vak begint, dan snap ik niet dat je er vrede mee kunt hebben dat je mensen niet echt helpt. Dat je terecht komt in een vorm van kokerdenken, waarbij de ander het probleem maar moet oplossen. En je daardoor zorgvragers in de kou laat staan omdat het niet jouw probleem is. Gek vind ik ook dat het gesprek daarover zo moeilijk is. Als wij in onze opdrachten dit soort problemen bespreekbaar willen maken, dan stuiten we soms op ontkenning en weinig bereidheid over de eigen grenzen heen te kijken.

Ik snap het niet. U wel?

Laat een reactie achter