Kunnen we goed toezicht wel aan de overheid toevertrouwen?

Datum: 06-11-2014

Kunnen we goed toezicht wel aan de overheid toevertrouwen?

Als iets niet goed loopt, dan willen politici het toezicht versterken. Ook de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties trapt in die valkuil. Er moet een ‘Woonautoriteit’ komen voor het toezicht op de corporaties. Het niet functionerende Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) moet omgebouwd worden tot die Woonautoriteit.

Hiermee trapt de commissie in een tweede valkuil. Iets ouds ombouwen tot iets nieuws werkt niet. De commissie had dat kunnen leren van de ombouw van het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) naar de mislukte Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Het CFV moet opgeheven worden, zodat er een nieuwe Woonautoriteit kan komen.

Het is de vraag of een Woonautoriteit bijdraagt aan een beter functioneren van de Volkshuisvesting. De politiek heeft de laatste jaren de rare gewoonte om een overheidstoezichthouder ‘Autoriteit’ te noemen. Inmiddels wemelt het van de Autoriteiten zonder autoriteit, in de zin van werkelijk gezag. Denk aan het disfunctioneren van de NZa, aan de kritiek op de Nederlandse Voedings- en Waren Autoriteit, aan het ondoorzichtige beleid van de Autoriteit Consument en Markt (vroeger NMA) en aan het gebrek aan transparantie van de Autoriteit Financiële Markten bij de toets van commissarissen bij financiële instellingen.

De commissie wil alleen toezicht op de ‘corporatiesector’. Er is echter breder toezicht nodig. Artikel 22 lid 2 van de Grondwet luidt: ‘Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.’ Het gaat dus niet om corporaties, maar om voldoende (kwantitatieve en kwalitatieve) woongelegenheid. Als de Woonautoriteit alleen toezicht houdt op corporaties voor sociale woningbouw, gaat het mis in de vrije sector en is daar straks weer een nieuwe toezichthouder nodig..

Gelukkig wil de commissie de nieuwe toezichthouder op afstand van de overheid plaatsen. Ze gaat daarmee in tegen het beleid van minister Blok, die de toezichthouder als verlengstuk van het ministerie wil positioneren. Die onafhankelijkheid van de toezichthouder is steeds een groot probleem, evenals de positie ten opzichte van het ministerie (afdeling, agentschap, ZBO) en het toezicht op de toezichthouder. In een eerdere publicatie (Lucide 02-2014) stelde ik al vast dat de overheid niet in staat is haar toezicht consistent en werkbaar te organiseren. Bij de NZA was er geen raad van toezicht en hield ook de minister geen toezicht. Maar minister Klink gaf wel opdracht aan de NZA voor een subsidie aan het Erasmus MC.

Geen enkele toezichthouder kan toezichthouden op iets, dat vaag en ambigue is en met de politieke wind van inhoud verandert. Dat is een groot probleem met ‘publieke belangen’, die volgens de commissie Halsema door de overheid nooit helder geformuleerd worden.
Het zou beter zijn om ‘maatschappelijke belangen’ en ‘politieke belangen’ te onderscheiden. Zo is het van maatschappelijk belang dat burgers niet geëlektrocuteerd worden bij gebruik van een broodrooster. Dus is er als sinds 1924 toezicht op elektrische apparaten in de vorm van het KEMA keur. In de Volkshuisvesting en de Gezondheidszorg prevaleert het politieke belang boven het maatschappelijk belang en is het toezicht sterk politiek gestuurd. Vogelaar vroeg van de corporaties om geld te steken in verbetering van achterstandswijken, straks mag een corporatie alleen maar sociale huurwoningen bouwen en beheren en moet zij afblijven van het plantsoen er om heen.

De vraag dringt zich op of de overheid wel in staat is om haar toezicht goed te organiseren en goed toezicht te houden op maatschappelijke belangen in plaats van op de realisatie van de politieke opvattingen van dit moment. De ervaringen met falend overheidstoezicht stemmen niet hoopgevend. Laat de discussie daar eerst eens over gaan, voor er weer een nieuwe ‘Autoriteit’ wordt opgericht.

Laat een reactie achter