Met onze relaties werken we aan een serie Toekomst Verkenningen voor Zorg en Welzijn. Die zijn vastgelegd in essays en interviews, waarvan we er de komende maanden wekelijks een of twee publiceren.

 

Thema’s van dit essay zijn ouderenzorg, zijn burgers wel zelfredzaam

Ouder worden in het Groninger land

Yvonne Roseboom en Elsbeth Reitsma

 

Inleiding

 ‘Ze woonden soamen in ‘n hoeske,
zai was wat stief van reumetiek,
toch konden ze zok hail nuver redden,
in ‘t lutje hoeske achter diek.

De kinder waren al laank de deur oet,
toch kwamen ze voak nog op ‘t ol stee,
en mainsttieds hadden ze ‘t over vrouger,
din wizzen z'apmoal wat e zee:

‘t Het nog nooit, nog nooit zo donker west,
of ‘t wer altied wel weer licht...’
(bron: Groningse liedjeszanger Ede Staal)

 

Welke perspectieven zijn er voor wonen, zorg en welzijn voor ouderen in de kop van de provincie Groningen? We hebben het over het gebied ten noorden en oosten van de stad Groningen: Het Hogeland tot en met de Eemsdelta en Oost-Groningen. Een karakteristiek en gevarieerd gebied. In het noorden begrensd door de Waddenzee, waardoor voor de werving van personeel altijd naar één kant moet worden gekeken. Een wijds landschap met enerzijds akkerbouw en dorpen, waar het soms moeilijk is om een infrastructuur met bijvoorbeeld winkels, vervoer en vertier in stand te houden.

Anderzijds een landschap in ontwikkeling met een ambitie om energieprovincie te worden en met de uitbreiding van het Eemshavengebied waarbij kleinere dorpen onderdeel dreigen te worden van het haven- en industriegebied. En last but not least: een aardbevingsgebied, waar een versterkingsopgave voor panden ligt. Voor de overheid aanleiding om een Nationaal Programma Groningen te starten met ruim een miljard in kas. Dit tienjarige programma (tot 2030) is gericht op het versterken van de leefomgeving, gericht op de toekomst en gericht op perspectief voor iedere Groninger.

Vanuit deze context starten we om nader in te zoomen op het verleden, heden en de toekomst van wonen, zorg en welzijn voor ouderen in dit Groninger land. Hoewel C3 33 jaar vanuit het verleden via heden naar de toekomst redeneert, zullen wij bij het heden starten vanwege de specifieke uitgangssituatie. Van daaruit verkennen we via het verleden wat vruchtbare wegen voor de toekomst zijn.

 

Heden: man, man, man wat ’n boudel

‘Man, man, man wat ’n boudel’ – wat een gedoe. Het is mooi dat er een Nationaal Programma Groningen ligt en een daaruit voortvloeiend Groninger Zorgakkoord, maar programma’s en akkoorden moeten wel wat opleveren. Het komt er nu op aan dat vele partijen samen werken aan oplossingen, zodat ouderen die kwetsbaarder worden de eigen regie op hun wijze van leven behouden en zoveel mogelijk in hun eigen dorp kunnen blijven. En mocht dat niet meer lukken, dat er dan lokaal plekken zijn waar 24-uurs opvang en zorg wordt geleverd.

Het gedoe zit er niet zozeer in dat partijen niet willen. Gemeenten hanteren bij hun beleidskeuzen als wegingskader: ‘health in all policies’. Samen met zorg- en welzijnsorganisaties ontwikkelen zij, liefst samen met of op initiatief van wijk- of dorpsbewoners, nieuwe vormen van wonen, zorg en ondersteuning. Vroeger stond ‘gezondheid’ synoniem voor ‘niet ziek’. Nu zitten er vele facetten aan gezondheid. Het is diffuser: de invloeden van de sociaal economische status wegen mee en ‘gezondheid’ omvat bijvoorbeeld ook het welzijn, de levensstijl en de leefomgeving. Allemaal facetten om rekening mee te houden in de planvorming.

Echter, stagnatie in planvorming en uitvoering kan optreden door de complexiteit van wet- en regelgeving en/of door de veelheid van betrokken partijen. In dat laatste geval is het van belang de partijen bij elkaar te brengen en te houden en is verbindend leiderschap nodig op het grensvlak van de verschillende sectoren. En dat vergt van de betrokkenen een positieve houding, doorzettingsvermogen en een hele lange adem om het vol te houden.

 

Verleden: nait soez’n

De drie gebieden in de kop van Groningen zijn qua verleden niet over één kam te scheren. Het Hogeland met zijn (voormalige) herenboeren en landarbeiders kent een andere uitgangssituatie dan de armoede in de akker- en veengebieden in Oost-Groningen. Oost-Groningen is bekend om zijn ‘rode’ verleden. Terwijl in Het Hogeland de binding met de kerkelijke gemeenten sterker was. Weer anders is het in het haven- en industriegebied van Het Hogeland (Eemshaven) en de Eemsdelta (Delfzijl). Daar is al lange tijd de ambitie om iets groots op de kaart te zetten. Die verschillen in historie spelen mee in het bepalen welke infrastructuur in wonen, zorg en welzijn passend en nodig is.

In de dorpen kom je een grotere verbondenheid tegen dan bijvoorbeeld in stad Groningen. Maar de Groninger volksaard is ook trots en heeft een stoere historie: het zelfstandig willen zijn en je op voorhand niet makkelijk laten helpen. ‘Nait soez’n’ (niet zeuren) en zo lang het kan je eigen broek op houden, zijn oude waarden waar wonen, zorg en welzijn zich heden ten dage nog naar te plooien hebben. Wij vragen ons af wat het voorgaande betekent voor de Groninger zelf die in de kop van Groningen wil blijven wonen èn van de organisaties die aldaar wonen, zorg en welzijn organiseren?

 

Toekomst: kop d‘r veur

Om in de kop van Groningen een eigentijdse infrastructuur op het gebied van wonen, zorg, welzijn en ook participatie neer te zetten, zien wij twee invalshoeken: (1) hoe ziet die infrastructuur eruit en (2) hoe je realiseer die infrastructuur.

Wat wij voor ogen hebben, zou je kunnen typeren als: ‘gespikkeld wonen’, geïnspireerd op bijvoorbeeld het ‘Knarrenhof’. Of ter beeldvorming wellicht ook herkenbaar: ‘een studentenhuis voor ouderen’. Dat behoeft uitleg. Passend bij ‘op jezelf maar ook bij elkaar betrokken’ en ‘passend bij de levensfase van het ouder worden’, creëer je een plek in een geografisch centraal gelegen dorp. Ouderen die vief zijn met het pijntje hier en pijntje daar of ouderen met beperkingen wonen met elkaar in hun buurt. Ze verhuizen tijdig en verlaten hun boerderij of woonhuis om passend te wonen. Die tijdigheid vergt een aanpassingsstrategie van de oudere burger.

Waar het om gaat is een plek te bieden waar je samen kunt organiseren, elkaar kunt ontmoeten, veiligheid kunt creëren en je geborgen kunt voelen. De basisvoorzieningen zijn op orde. Denk bijvoorbeeld aan: vervoer, winkels, post, een huisarts, apotheek, fysiotherapeut, kapper, ontmoetingsplekken, maaltijdvoorzieningen en thuiszorg of WMO. En als het niet meer gaat, is beschermd wonen zoals in het verpleeghuis het vangnet. Het bieden of in ieder geval faciliteren van die bredere infrastructuur dan zorg en welzijn, vergt een visie met een brede, maatschappelijke rolopvatting van zorg- en welzijnsorganisaties.

Wat is een is vruchtbare werkwijze om richting die toekomst te gaan? Met het formele systeem kom je er niet alleen. Natuurlijk zijn de gemeenten, woningcorporaties en zorg- en welzijnsorganisaties nodig om het gespikkelde wonen mogelijk te maken. Maar de draagkracht van dergelijke trajecten komt vaak ook van de ‘informele burgemeesters’, inwoners die lokaal het initiatief aanzwengelen. Zij zijn het die de lange adem hebben en in de tijd de continue factor in de ontwikkeling van een initiatief zijn. In sommige dorpen zijn mooie initiatieven te zien en wordt bijvoorbeeld gewerkt met ‘dorpsondersteuners’. Dat is een vorm waarbij betaalde krachten vanuit de gemeente het informele systeem in stand houden en behulpzaam zijn bij het toekomstbestendig ontwikkelen.

Hoe het ook zij: die wisselwerking tussen ‘formeel’ en ‘informeel’ en het koesteren van het informele is een belangrijke opgave om tot realisatie van het gespikkeld wonen te komen.

Daarnaast zijn niet uit te vlakken: het commitment van alle partijen op financieel gebied, de intrinsieke motivatie van de betrokkenen en het eerder genoemde leiderschap op het grensvlak van de sectoren.

Groningen wil de leefomgeving in een periode van 10 jaar versterken en zet daar de mooie eerste stappen in. Dat verdient Groningen en biedt kansen voor vervolg. Mooie initiatieven met ‘Golden Raand’.

Ede Staal zong: ‘ ‘t Het nog nooit, nog nooit zo donker west, of ‘t wer altied wel weer licht...’. Wij voegen daaraan toe: ‘Kop d‘r veur’ (Ga ervoor!).

 

Zie voor meer informatie de websites:

https://www.nationaalprogrammagroningen.nl/

https://knarrenhof.nl/

https://nl.wikipedia.org/wiki/Ede_Staal

Over de auteurs

Yvonne Roseboom is zelfstandig project- en programmamanager voor innovaties en samenwerking op het snijvlak van zorg, welzijn en wonen voor overheden en maatschappelijke organisaties.

 

 

 

Elsbeth Reitsma is organisatieadviseur bij C3 adviseurs en managers voor organisaties in zorg en welzijn; daarnaast is zij docent in organisatieadvies.

Laat een reactie achter