Vierdeling in de zorg
Datum: 30-10-2007
Vierdeling in de zorg
Bij discussies over het zorgstelsel en de financiering daarvan wordt steeds gesproken over het risico van een tweedeling in de samenleving. Een tweedeling tussen burgers die goed kunnen betalen en alle zorg kopen die ze wensen en burgers die onverzekerd zijn en geen of minimale zorg krijgen. Als schrikbeeld dient dan de USA waar een groot deel van de burgers onverzekerd is, terwijl de USA het meeste uitgeeft aan gezondheidszorg als percentage van het BNP.
Volgens mij is het concept van tweedeling achterhaald. Het echte risico is een vierdeling van de zorg. Ik zal dat uitleggen. Geld is altijd een factor geweest waarmee je dingen kunt bereiken. In de huidige tijd is informatie een minstens zo belangrijk middel om iets te bereiken. Zeker als die gecombineerd wordt met assertief gedrag. Burgers die goed geïnformeerd zijn en assertief met die informatie omgaan, krijgen meer voor elkaar, dan anderen. Dat is natuurlijk niet nieuw. Het spreekwoord ‘een brutaal mens heeft de halve wereld’ is niet van vandaag of gisteren. Er zijn dus twee manieren voor een burger om in de zorg iets te bereiken: met geld en met brutaliteit. Of netter met assertiviteit. Dat leidt tot een vierdeling in de zorg, die in onderstaand schema is weergegeven.
De kleuren van het stoplicht geven aan hoe succesvol burgers uit de verschillende kwadranten zijn. Over burgers met geld en assertiviteit hoeven we ons als maatschappij niet zo druk te maken. Die krijgen alles wat ze willen wel voor elkaar. Daarom is dat kwadrant groen.
Voor assertieve burgers met minder geld is Doorvragen, informatie van Internet voorleggen, zeuren, telkens terugkomen, dreinen of dreigen brengen de zorgverlener wel zo ver dat hij wat extra voor je doet. Hier geldt ‘de aanhouder wint’
Met veel geld en weinig assertiviteit wordt het al een beetje moeilijker. Als je niet genoeg duidelijk kunt maken dat je geld hebt en wat je daarvoor wilt hebben, krijg je weinig voor elkaar.
De echte stakkers zijn degenen met weinig geld en weinig assertiviteit. Zij ‘hangen aan de achterste mem’. Ze krijgen de minste aandacht van zorgverleners, die hen ook vaak niet goed begrijpen. Over die groep zouden we ons het meeste zorgen moeten maken. Maar doen we dat wel genoeg? Ik denk het niet.
In de huidige tijd gaat de maatschappelijke aandacht vooral uit naar de assertieven. De politiek, de media, maar ook de patiënten/consumentenorganisaties gaan alleen nog maar uit van de mondige burger, de zorgconsument, die goed geïnformeerd is en op grond van die informatie zijn zorgverlener vrij kan kiezen en met die zorgverlener kan onderhandelen over de te leveren dienst, het beoogde resultaat en de kosten en inspanningen om dat resultaat te bereiken. Het pleidooi van de NPCF voor een consumentenwet voor de zorg, alle ranglijsten van zorgaanbieders en prestatie-indicatoren gaan uit van het principe van de mondige consument. In de matrix hierboven krijgt de bovenste helft nu de meeste aandacht. Dus als er al een tweedeling in de zorg is dan is dat tussen de brutalen en de bescheidenen en minder tussen de rijken en de armen.
Het lijkt mij echter wijs om uit te gaan van de genoemde vierdeling in de zorg en zowel beleidsmaatregelen als plannen van zorgorganisaties te voren te toetsen op hun consequenties voor deze vier groepen burgers die in de zorg noch gelijk noch gelijkwaardig zijn.