Wat cliënten met een beroerte en hun naasten belangrijk vinden
Datum: 04-04-2009
Wat cliënten met een beroerte en hun naasten belangrijk vinden
Wat is voor cliënten die een beroerte hebben gehad belangrijk? Collega Albert en ik hebben deze vraag aan de orde gehad tijdens een opdracht voor een CVA-keten. We hebben een aantal cliënten en hun familie tijdens een bijeenkomst zeven stellingen voorgelegd en ook gevraagd wat belangrijk is tijdens de zorg in de drie fasen: acuut, revalidatie en chronisch.
Hier is de uitkomst van een zevental stellingen:
1. Tijdens de opname in het ziekenhuis en tijdens de revalidatie heb ik dezelfde dokters en therapeuten.
Dit wordt belangrijk gevonden, met als randvoorwaarde een persoonlijke klik.
2. In het ziekenhuis, tijdens de revalidatie en ook daarna is er één vaste contactpersoon voor mij en voor mijn familie.
Een vaste contactpersoon wordt belangrijk gevonden; ook door familieleden! Een dergelijke persoon wordt nu gemist.
3. Een prettige sfeer en aangename omgeving in het ziekenhuis, polikliniek, het revalidatiecentrum of het verpleeghuis beïnvloeden mijn herstel.
Hier wordt wisselend over gedacht: het mag wat minder kil. Privacy is bij opname heel belangrijk. Jongere mensen in deze groep hechten meer waarde aan de omgeving dan ouderen.
4. Ik heb naast een mondelinge uitleg over mijn ziekte ook schriftelijke informatie nodig.
Dit wordt erg belangrijk gevonden, voor alle betrokkenen. Een aandachtspunt is ook: specifieke informatie die relevant is voor het stadium van herstel en voor de betreffende persoon en familie.
5. De ziekenhuisopname moet zo kort mogelijk zijn. Dus zo snel mogelijk naar huis en vanuit huis revalideren.
Hier is men het mee eens: zo snel mogelijk naar huis. Echter: opname in het ziekenhuis mag ook niet onverantwoord kort zijn.
6. Als ik merk (of mijn familie merkt), dat het minder met mij zou gaan, dan is er een voor mij vertrouwde vraagbaak.
Dit blijkt nu onvoldoende duidelijk wie/waar dat is. Daarom is er ook behoefte aan een vaste contactpersoon.
7. Er is in het ziekenhuis, de polikliniek, verpleeghuis of revalidatiecentrum ook steun voor mijn partner of familielid nodig.
Daar is men het mee eens. Dit is vooral van belang in verband met behoefte aan informatie in de acute en revalidatiefase en de vraagbaakfunctie in de chronische fase.
Verder nog een aantal opvallende conclusies uit de gesprekken met cliënten:
In de acute fase:
Eenmaal op de Stroke Unit aanbeland gaat het goed maar daarvoor is het moeizaam:
– herkenning symptomen door en bij de cliënten
– bij Huis Artsen Post: wordt de klacht niet altijd even serieus genomen
– cliënten weten niet waar ze moeten zijn.
Het beste is om 112 te bellen, aldus de cliënten.
In de revalidatiefase:
Er zijn veel te veel verschillende therapeuten. Cliënten willen een keuze kunnen maken voor een persoon (dokter of therapeut) waarmee het “klikt”. Het liefst hebben cliënten een persoonlijke coach.
In de chronische fase:
Cliënten vinden het onduidelijk waar ze naartoe moeten met vragen en/of problemen. De één gaat naar de huisarts, een ander naar de revalidatiearts, neuroloog of fysiotherapeut. Het liefst hebben cliënten 1 contactpersoon met kennis van zaken over beroertes.
Cliënten leggen wat andere accenten dan zorgprofessionals in de zorgverlening. Het belang van informatie-op-maat en een vertrouwde vraagbaak in alle fasen van het proces, ook in de chronische fase, wordt nog lang niet altijd door zorgprofessionals herkend en gerealiseerd. Met name het punt van de ‘vraagbaak’ heeft te maken met organisatorische condities. Wie gaat/gaan deze behoefte realiseren?