Wat is een model? En wat heb je eraan?
Datum: 30-11-2015
Wat is een model? En wat heb je eraan?
Een paar keer per jaar hebben we in onze C3-vrijdagochtend-ontmoeting een ‘modellenparade’. Enkele collega’s presenteren dan een model dat ze vaak gebruiken en we bespreken het model en wat je eraan hebt. Afgelopen vrijdag hadden we ook zo’n modellenparade. Het gesprek ging echter niet alleen over de gepresenteerde modellen, maar meer nog over de betekenis van modellen in het advies vak. Een collega stelde de vraag ‘Wat is een model?’ Dat leek een retorische vraag, maar bleek het niet te zijn. Je kunt het woord model op heel verschillende manieren interpreteren.
In de modewereld is een model een zestienjarig meisje met hevige anorexia, die woedend over de catwalk marcheert in onbetaalbare en ondraagbare kleren.
In de autowereld gaat het om een type auto, dat je voor veel geld nog aan je eigen wensen kunt aanpassen. In de architectuur is een (schaal)model een driedimensionale weergave van wat gebouwd zal gaan worden. In al deze werelden is een model eigenlijk mooier dan de werkelijkheid.
Hoe zit dat met modellen in het advies vak?
Het antwoord op de vraag wat een model is, was vrijdag aan tafel in eerste instantie ‘een vereenvoudiging van de werkelijkheid’. Dat is juist. Daarbovenop dient het model om die werkelijkheid te beschrijven en te begrijpen. Een model moet de werkelijkheid dus op een eenvoudige manier beschrijven, zodat we de werkelijkheid beter kunnen begrijpen.
Mag een model dan ook normatief zijn, dus aangeven wat de ‘goede’ oplossing is. Daarover bleken we bij C3 een beetje van mening te verschillen. Ik heb het niet op modellen, die voorschrijven wat goed is, zoals de zeven eigenschappen van effectief leiderschap van Covey. Dan kom je als adviseur met je opdrachtgever in gesprek over wat een ander (in dit geval Covey) goed en fout vindt en kom je niet bij de vraag wat in deze situatie op dit moment voor deze organisatie goed is. Datzelfde bezwaar heb ik tegen het waardeoordeel ‘verdraaide organisaties, die terug moeten naar de bedoeling’. Je bent dan veroordeeld als ‘niet goed’, maar hebt nog geen houvast voor wat dan wel. Andere collega’s vinden dat een model wel normatief mag zijn, zeker als het is gestoeld op wetenschappelijk onderzoek.
We stelden ook opnieuw vast dat het model zelf eenvoudig moet zijn. Een model moet je snel kunnen begrijpen en onthouden. Zo heb ik zelf altijd moeite gehad met het oude zeven S’en model van McKinsey omdat ik maar 5 S’en kan onthouden en de rest steeds moet opzoeken. Het vijf krachten model van Porter leidt aan diezelfde complexiteit.
Het model zelf moet geen discussie oproepen. Als je het model wilt gebruiken voor een dialoog en je komt in de discussie of het model zelf nu wel of niet juist is, dan kom je niet toe aan bespreken van het vraagstuk van deze organisatie, waarbij het model moest helpen om de eigen situatie te duiden. Zeker bij het gebruik van een model in een groep hoog opgeleide professionals (zoals bij C3) loop je het risico dat er een academische discussie ontstaat of het model zelf wel deugt. Dan heeft er altijd wel iemand een ander model of een casus, waaruit blijkt dat het model niet deugt. Leg het model dan maar terzijde, want zonder kom je dan verder dan met model.
Bij C3 vinden we modellen leuk, waar je mee kunt spelen. Door het model te draaien of met de assen te schuiven of anderszins het model te testen door extremen erin te stoppen. Dat is leuk voor een gesprek tijdens de modellenparade, maar dat moet je bij een klant niet te veel doen, want dan ontstaan de problemen uit de vorige twee alinea’s (gebrek aan eenvoud en discussie over het model). Maar als een soort ‘stresstest’ met adviseurs onder elkaar is het leuk en helpt het om het model en elkaar te begrijpen.
Af en toe roept iemand bij ons ‘C3 is niet van de modellen’. Dat is mijn schuld, want ik heb altijd het absolute geloof in één model bestreden. Mijn opvatting is dat je als adviseur een gereedschapskist vol modellen moet hebben. Je haalt uit die gereedschapskist dan een model, dat in deze situatie met deze opdracht helpt om verder te komen. Of je gebruikt geen model, maar een metafoor of een verhaal. Ik heb altijd bezwaar gehad tegen ‘one trick ponies’, adviseurs of bureaus die heilig geloven in één model. Dan vervorm je de werkelijkheid zo ver totdat deze in je model past. Dat is de omgekeerde weg. Bovendien vergeet je dan de vraag te stellen of dit model hier wel past en welke condities nodig zijn om het te laten werken. Dan wordt een model een dogma of een hype. Dan is ‘lean’ of ‘Porter’ of ‘Zelfsturende Teams’ of ‘Dienend Leiderschap’ ineens de enige weg die naar Rome leidt. Er zijn altijd meer wegen naar Rome.
Laat een model dus vooral een hulpmiddel zijn dat aan de volgende eisen voldoet:
- Het model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid.
- Het model helpt om de werkelijkheid te beschrijven en te begrijpen.
- Het model zelf is eenvoudig te begrijpen en roept geen
modeldiscussie op.
- Het model is niet normatief en/of voorschrijvend.
- Het model is te vertalen naar en te begrijpen in de context van de
eigen organisatie en de problematiek, die moet worden opgelost.
- Er zijn altijd andere keuzen dan dit model mogelijk.
- Het model wordt gebruikt omdat het nuttig is en niet omdat het
model het geloofsartikel van de adviseur is.