Welzijn als oude stoel
Datum: 04-06-2012
Welzijn als oude stoel
Ik ben ervan overtuigd dat de welzijnssector een belangrijke rol kan spelen in het terugdringen van de vraag naar zorg. Daarom verbaast het mij dat het in de discussies over de toenemende vraag naar en de hoge kosten van de zorg (bijna) nooit over de welzijnssector gaat. De discussies gaan over de rollator uit het pakket, de indicatiestelling en, zoals minister Schippers vandaag bepleitte tijdens de conferentie over “Zorg en ondersteuning in de buurt”, over het tegengaan van verspilling. De discussies gaan nauwelijks over preventie. Er wordt weinig gesproken over het creëren van maatschappelijke verbanden, waardoor mensen beter in staat zijn om voor zichzelf en voor elkaar te zorgen. Dat zou immers pas echt een besparing opleveren. Eerlijk gezegd verbaast het me niet alleen dat de welzijnssector zo weinig aan bod komt, het irriteert me ook.
In haar blog in Zorg en Welzijn vergelijkt Anneke Krakers de maatschappelijke dienstverlening met een oude stoel. Een oude stoel, die al jaren in de kamer staat en die je nauwelijks meer opmerkt. Totdat de stoel ineens in de weg staat en het opvalt dat de stoel wel erg versleten is. Volgens haar kan iets wat doodnormaal is nooit gewaardeerd worden als superwaardevol. Vervolgens roept zij werkers uit het welzijn op om hun werk superwaardevol te maken.
Zou het echt zo simpel zijn? Moet de welzijnssector gewoon zorgen dat zij een bijzondere stoel wordt en zich hierop profileren? Voor mij staat buiten kijf dat de welzijnssector zich beter zou moeten profileren. Er zijn een aantal redenen waarom dit niet gebeurt. Ten eerste zijn welzijnsorganisaties van oudsher locaal georiënteerd, omdat zij door gemeentes gefinancierd worden. Zij zijn landelijk wel verenigd, maar dit is mager en uiteindelijk staat het eigen locale belang voorop. Ten tweede zijn welzijnsorganisaties gewend om van weinig geld rond te komen. Het voordeel daarvan is dat ze heel goed zijn om voor weinig geld veel te doen. Het nadeel is echter dat ze niet gewend zijn om geld te spenderen aan profilering en publiciteit. Ten derde kunnen welzijnsorganisaties hun resultaten slecht aantonen, laat staan de besparingen die ze behalen op de zorg. Het is altijd moeilijk om preventieve resultaten te laten zien. Er zijn wat onderzoeken, die aantonen dat de gezondheid in een buurt beter wordt als er meer welzijn wordt ingezet. En onderzoeken die laten zien dat 1 euro investering in welzijn gemiddeld 4 euro zorg bespaart. Maar de bewijzen zijn nog mager en vragen meer onderbouwing.
Maar er is meer aan de hand. Welzijn richt zich op kwetsbare burgers. Deze mensen zijn niet gewend om voor zichzelf op te komen en zich te profileren. Het is politiek ook geen aantrekkelijke groep. Ik zal nooit vergeten dat mijn organisatie was genomineerd voor een publieksprijs. Er werden filmpjes gemaakt van de genomineerden. Toen ik het filmpje van onze tegenstander zag, wist ik dat wij niet zouden winnen. Het was namelijk een organisatie, die sportevenementen organiseerde voor mensen met een verstandelijke beperking. Een leuke, tafeltennissende mongool spreekt nu eenmaal meer aan dan een buurthuisbezoeker, die slecht uit zijn woorden komt.
Misschien is de welzijnssector juist wel een oude stoel. Een stoel, die we al jaren hebben en die lekker zit. Misschien moeten we juist die oude stoel beter benutten en meer waarderen. De stoel geeft immers een persoonlijke noot en zorgt dat we ons thuis voelen. En eens in de zoveel jaar een nieuwe stofje kan natuurlijk ook geen kwaad.