Zin en onzin over beloningen in de zorg
Datum: 25-07-2011
Zin en onzin over beloningen in de zorg
Tijdens mijn korte afwezigheid voltrok zich weer het jaarlijkse ritueel over de beloningen van bestuurders in de gezondheidszorg. Dat ritueel gaat als volgt:
– In juni komen de jaardocumenten van zorgorganisaties uit.
– Journalisten en de SP pluizen deze uit op de beloningen.
– Net voor het zomerreces van de Kamer verschijnt er een publicatie over veel te hoge beloningen met naam en toenaam van de ‘boosdoeners’.
– Kamerleden spreken –nog net voor ze hun tentje inpakken- hun verontwaardiging uit.
– De SP roept om een wettelijke regeling met daarin haar eigen norm (€ 130.000).
– Er verschijnen meerdere artikelen, waarin schande geroepen wordt.
– Anonieme reaguurders spuien hun gal over de ‘graaiers’ in de zorg en de slechte kwaliteit van de zorg.
– En dan is het vakantie en ebt het onderwerp weer weg.
Deze keer was het het FD dat de aanval inzette met de kop ‘Beloningscode Zorg mislukt’ (FD 20 juli 2011). Daarna volgde de Volkskrant, die kopte dat topbestuurders uit de zorg salarisverlaging weigeren (VK 21-7-2011) . Op de site van Skipr is de publiciteit van de daarop volgende dagen goed samengevat. Zaterdag 23 juli wijdde het FD haar redactioneel commentaar zelfs aan de beloningen in de zorg.
Wat me telkens opvalt, is het gebrek aan rationaliteit in deze discussie. De eigen normen en emoties overheersen. Daarbij worden ook principes van behoorlijk bestuur met voeten getreden.
Laten we eens wat rationaliteit in de discussie proberen te brengen.
Effect van de code is pas over vijf jaar zichtbaar
De beloningscode is in zijn huidige vorm per 1 januari 2010 van kracht geworden (en geldt dus nog geen 2 jaar, zoals het FD beweert). Of de code wel of niet wordt toegepast kan dus alleen beoordeeld worden aan de hand van de beloningen van bestuurders, die in 2010 een nieuwe baan kregen. Dat 91% van alle bestuurders boven de norm zit is dus niet relevant. Wel dat 26 bestuurders, die in 2010 een nieuwe baan kregen, boven de norm van de beloningscode zitten.
Of de code wel of niet werkt, kun je pas over vijf jaar bepalen, als er voldoende nieuwe bestuurders zijn aangesteld. Dan kun je kijken of die volgens de code beloond worden. Dat de eerste 26 nieuwe bestuurders -volgens het FD- beter betaald worden dan de code, geeft dan wel te denken.
De code geldt niet met terugwerkende kracht
Een algemeen aanvaarde norm in goed bestuur en in het zakelijk verkeer is dat een regeling of afspraak geldt vanaf de datum van ingang. Het is ‘not done’ om met terugwerkende kracht de regeling van toepassing te verklaren op eerdere situaties. Daarom kost het ook zo’n moeite om de hypotheekrenteaftrek te veranderen of de AOW-leeftijd te verhogen, want de bestaande gevallen moeten ontzien worden. Vanuit die optiek is het onzinnig om van bestuurders met een arbeidsovereenkomst van jaren eerder te verwachten dat zij alsnog aan de regeling gaan voldoen, zoals de Volkskrant wil.
Bestaande contracten zijn niet open te breken
De arbeidsovereenkomst van een bestuurder is een private overeenkomst tussen de bestuurder en de zorgstichting, dus tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon. De raad van toezicht vertegenwoordigt die rechtspersoon. De raad van toezicht en de bestuurder vonden beide de beloning juist, toen het contract werd gesloten. Als één van de partijen dat nu niet meer vindt, dan zal hij moeten proberen het contract open te breken. In alle Westerse landen en in alle sectoren is dat een onmogelijkheid gebleken. Dat zal in de zorg dus ook niet lukken.
Niemand levert vrijwillig de helft van zijn salaris in
Dat alles betekent dat het salaris van een zittende bestuurder alleen omlaag kan, als hij zelf aan zijn werkgever voorstelt zijn salaris te verlagen. Of je nu veel of weinig verdient, bijna niemand zal toch zelf voorstellen, dat zijn salaris wel eenderde of de helft kan worden verlaagd. Het getuigt van weinig inzicht in de menselijke psyche, als je vindt dat bestuurders dit tegennatuurlijke gedrag wel behoren te vertonen.
Zorg en Woningbouw zijn de enigen die zelf een code hebben opgesteld
Politici en de vakbonden grijpen de gegevens aan om vast te stellen dat de zorg niet in staat is tot zelfregulering en dat er dus ingegrepen moet worden. Die conclusie is onjuist. Voor welke andere sectoren zijn er beloningscodes? De woningcorporaties hebben een beloningscode, die echter vervalt met de ‘Wet Normering Bezoldiging Topfunctionarissen Publieke en Semi Publieke Sector’, omdat dan de minister de beloning van bestuurders in de woningbouw bepaalt. De Nederlandse banken hebben sinds vorig jaar een beloningscode, die door minister Bos is afgedwongen bij het verlenen van staatssteun. De banken doen er alles aan om die code niet toe te passen en uitzonderingen te bedenken. De zorgverzekeraars hebben geen beloningscode en worden daar niet op aangesproken, terwijl we toch de basispremie als publiek geld beschouwen en verzekeraars als zorgkantoor uitvoerder van de publieke taak ‘Zorgkantoor AWBZ’ zijn.
Zorg en Woningbouw zijn dus de enige sectoren, die het lef hebben gehad om zelf tot een code te komen. Ze doen dus juist meer aan zelfregulering dan andere sectoren.
De markt doet het niet beter
Degenen, die uit de publicaties de conclusie trekken dat de beloningscode niet werkt, komen tot twee oplossingen, afhankelijk van hun maatschappelijke visie. De ene oplossing is om de salarissen van zorgbestuurders dan maar wettelijk te regelen. Dat staat haaks op de ontwikkelingen in de gezondheidszorg als geheel.
De andere oplossing is om ‘de markt’ zijn werk te laten doen. Als er privaat kapitaal wordt aangetrokken, dan zullen de aandeelhouders de raad van commissarissen wel terugfluiten, is dan het idee. Maar als we kijken naar de beloningen bij beursgenoteerde ondernemingen, dan blijken aandeelhouders zich niet te interesseren voor de beloning van de bestuurders en daar niet op in te grijpen. Nederlandse bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen verdienden in 2010 8,1% meer (FD 16 juli 2011) dan het jaar ervoor.
Neem de tijd
Er is dus nogal wat af te dingen op de verontwaardiging, de snelle conclusies en de eenvoudige oplossingen, die ieder jaar weer het ritueel over de bestuurdersbeloningen in de zorg kenmerken.
De maatschappelijke druk zal op den duur zeker tot veranderingen leiden. De mentaliteitsverandering is er al, zoals Camps en Cortenbach terecht concluderen in het FD van 23 juli, maar de effectuering van die veranderingen stuit op ‘wetten en praktische bezwaren en weemoed, die des avonds komt en maar niet wil bedaren’ (Willem Elschot).
Het zal zeker vijf jaar duren eer de zelfregulering in de zorg het beoogde effect heeft. Ik vind dat we die tijd moeten nemen en niet halsoverkop weer naar iets anders over moeten stappen.