Zwarte lijst artsen helpt niet tegen bestuurlijk onvermogen
Datum: 08-01-2013
Zwarte lijst artsen helpt niet tegen bestuurlijk onvermogen
Nu blijkt dat neuroloog Jansen Steur in Duitsland weer aan het werk was, komt alom de roep om een zwarte lijst van falende artsen. Kennelijk was dat een al lang bestaande bestuurlijke wens en zien minister Edith Schippers en eurocommissaris Michel Barnier hier een mooie aanleiding om dit beleidsvoornemen versneld te realiseren. ‘Het ijzer smeden als het heet is’ om een bekend gezegde aan te halen.
De Europese principes over vrij verkeer van mensen en goederen in de EU moeten het mogelijk maken dat mensen hun beroep ook in een ander land uit kunnen oefenen. Dan is het van belang dat je in ieder land kunt weten of die persoon gekwalificeerd en bevoegd is om het betreffende beroep uit te oefenen. Er zijn urgentere zaken dan een lijst van het relatief beperkte aantal personen dat zijn bevoegdheid heeft verloren. Het kost een (para)medische beroepsbeoefenaar, die in een ander land wil werken nog steeds heel veel moeite om zijn diploma erkend te krijgen. De procedure is ingewikkeld en in ieder land verschillend. De beroepsgroep schermt zijn professie bij voorkeur af en vindt een diploma uit een ander land minderwaardig. Met als gevolg dat de ervaren professional uit land A in land B eerst opnieuw een deel van de beroepsopleiding moet volgen. Volgens mij heeft het oplossen van dit probleem hoger prioriteit dan de zwarte lijst.
Een zwarte lijst van artsen heeft ook weinig zin als je hem niet raadpleegt of negeert. Uit de berichtgeving over Heilbronn leek eerst naar voren te komen dat men de antecedenten van JS niet onderzocht had. Later bleek dat de personeelsafdeling wel op de hoogte was, maar formalistisch redeneerde dat de man niet veroordeeld was en geldige papieren had. Dus vond Nederland kennelijk dat JS zijn beroep nog mocht uitoefenen. De directeur van de kliniek gedroeg zich net zo als de RvB van het VUMC bij de Eyeworks affaire: hij wist van niks en gaf zijn onderdanen de schuld. Vervolgens werd beweerd dat er geen schade kon zijn omdat JS alleen ondergeschikt werk mocht doen, tot er berichten kwamen dat hij wel degelijk patiënten had behandeld. (Hier zit overigens een halfslachtigheid in de redenering in Heilbronn: of JS was een gekwalificeerd neuroloog en dan zet je hem niet als assistent-arts in, die geen patiënten mag behandelen. Of je hebt twijfels over zijn kwalificaties en dan zet je hem niet in.)
De zwarte lijst zou mijns inziens niet voorkomen hebben dat JS in Duitsland aan het werk ging.
Zouden het bemiddelingsbureau en de afdeling P&O van Heilbronn geweten hebben dat er een zwarte lijst is, zouden ze hem geraadpleegd hebben en zouden ze dan tot een andere keuze gekomen zijn? Ik betwijfel het. In Emmen wist men de voorgeschiedenis van de bariatische chirurg en de risico’s die men met de man liep. Toch werd hij binnengehaald en dacht men dat de problemen van elders hier niet zouden ontstaan. Het liep anders.
Gezien de ambivalente opstelling in Nederland is het zelfs de vraag of JS op die lijst zou staan. Hij heeft wel geldige papieren, maar staat niet in het BIG register. Wat is dan zijn status? Er loopt geen tuchtzaak tegen hem, maar wel een strafzaak. Die is nog niet behandeld, dus hij is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Wat is dan zijn status? Kunnen de rechtlijnige Duitsers hier nog een touw aan vastknopen?
Hier wreekt zich de opeenstapeling van bestuurlijke compromissen die in de zaak JS zijn gesloten. De toenmalige RvB van het MST liet de zaak vermoedelijk te lang op zijn beloop en probeerde de zaak in de doofpot te stoppen toen het uitkwam. De toenmalige IGZ sloot een compromis met JS dat hij zich vrijwillig uit zou schrijven uit het BIG register in ruil voor het afzien van een klacht bij de tuchtrechter. De strafzaak kwam pas later en loopt nog.
Alles bij elkaar geen voorbeeld van daadkrachtig bestuurlijk handelen en van maatschappelijke duidelijkheid over de bevoegdheid van een persoon om een beroep uit te oefenen.
Bestuurlijk onvermogen los je niet op met een zwarte lijst van onbevoegde artsen.
Indertijd werd de casus vaak gebruikt voor de veronderstelling dat er sprake was van ‘conspiracy of silence’, dat de beroepsgroep artsen samenspant om het disfunctioneren van één van hen te verbergen. Vanmorgen beweert letselschadeadvocaat John Beer dat in de Volkskrant bij een pleidooi voor meer medische kennis bij rechters. KNMG voorzitter Jan van der Gaag bestrijdt dat op dezelfde pagina. Ik ben geneigd met Van der Gaag mee te gaan. De schade, die een disfunctionerende arts voor de hele beroepsgroep veroorzaakt is zo groot, dat de bereidheid van de professionals om iemand uit de groep te stoten en afstand van hem te nemen, de laatste jaren groter is geworden.
Althans dat is op maatschappelijk niveau de tendens. In de werksituatie in een ziekenhuis (of een huisartsenpraktijk) is het veel moeilijker. Daar is het voor de dokters lastiger om het probleem van één van hen te benoemen en voor de raad van bestuur om het probleem te kennen en op te lossen. De situaties, waar dat niet lukt, komen in de krant zoals het Waterland Ziekenhuis en het VUMC. De vele gevallen, waarin RvB en stafbestuur samen het probleem oplossen en de disfunctionerende dokter verdwijnt, kennen we niet. Dat moet ook zo blijven, al is wel de vraag welke vertrekkende dokters elders weer succesvol aan de slag kunnen en welke eigenlijk op de zwarte lijst zouden moeten komen.
Er is niks tegen een zwarte lijst van artsen, maar hij lost het probleem niet op.
Dat geldt ook voor de zwarte lijst van bestuurders, waarvoor voormalig PVV Kamerlid Gerbrands deze zomer pleitte.
Blaming and shaming maakt de maatschappij niet beter.