Goed bestuur?
Datum: 06-05-2007
Goed bestuur?
Goed bestuur is een van de kernbegrippen van governance. Maar hoe goed is het bestuur eigenlijk? De laatste weken staan de kranten vol met berichten van topbestuurders, die toch niet zo goed lijken te zijn. Anders Moberg vertrek bij Ahold. Hij is volgens eigen zeggen een bouwer en vertrekt voordat er gebouwd gaat worden. Rijkman Groenink ligt onder vuur nu hij ABNAmro in zeven jaar niet lean and mean genoeg heeft gemaakt en de bank waarschijnlijk verkocht en opgesplitst gaat worden. Over Klaas Wagenaar van Getronics wordt alleen nog maar in negatieve bewoordingen geschreven. Rob van den Bergh moest onsuccesvol vertrekken bij VNU. Het leiderschap van Koffi Annan werd tegen het einde van zijn periode ernstig betwijfeld. Bush is in eigen land inmiddels net zo impopulair als Carter, nog maar 28% van de Amerikanen heeft enig vertrouwen in Bush. Paul Wolfowitz ligt als leider van de Worldbank onder vuur, niet alleen omdat hij zijn vriendin bevoordeelde, maar omdat hij de bank niet goed leidt en zich niet houdt aan de hoge ethische normen die hij aan anderen stelt. (En uiteindelijk natuurlijk omdat hij met een gat in zijn sokken in een moskee is gesignaleerd).
Marcel Metze noemt deze en andere mannen in een artikel in het FD van 1 mei 2007 ‘aartsfalers’ als tegenpool van de ‘aartsvaders’ van het Nederlandse bedrijfsleven zoals Plesman, Fokker, Regout, Jurgens en Van Den Berg (Wim Wennekers, De Aartsvaders; Grondleggers van het Nederlandse Bedrijfsleven, Atlas, Amsterdam, 1993)
Met uitzondering van Koffi Annan hebben al deze mannen gemeen dat ze zelf geen enkele twijfel hebben aan hun voortreffelijke kwaliteiten en hun onmisbaarheid voor de organisatie of het land dat ze leiden. Hun directe omgeving vindt die mannen ook nog steeds voortreffelijk. Groenink heeft geen weerstand van zijn raad van commissarissen ondervonden, toen hij vorig jaar uitsprak zijn benoemingsperiode te willen verlengen. Henny de Ruiter van Ahold hemelde Cees van der Hoeven nog op en verlengde zijn benoeming vlak voor de crisis uitbrak. De huidige president-commissaris van Ahold Rene Dahan beklemtoont dat het vertrek van Moberg niets met diens kwaliteiten of verschil van inzicht te maken heeft. Bush steunt Wolfowitz nog steeds. (En verzwakt daarmee volgens mij zijn eigen positie.) Hoe kan het toch dat dit soort situaties blijven bestaan, terwijl we allemaal de mond vol hebben over goed bestuur en good governance?
Gelukkig kan het ook anders. Michel Tilmant, de huidige bestuursvoorzitter van ING, werkt in stilte aan forse veranderingen bij de bank. In schaarse interviews gaat het niet over hem en weigert hij over zijn persoon te praten, maar moet het gaan over de bank. Peter Elverding neemt afscheid van DSM. In het interview in het FD van 5 mei wordt hij beschreven als een van de effectiefste bestuursvoorzitters van de afgelopen decennia. Ook hij doet niet aan mannetjesmakerij. Hij praat over zijn bedrijf en over zijn zorgen over het risico van instorting van de beurs door de ontsporing van de invloed van aandeelhouders en de extreme rendementen, die verwacht worden. In dezelfde FD staat een klein berichtje dat Ton Westerdorp, bestuursvoorzitter van Nedap door Managementteam is uitgeroepen tot de bescheidenste en succesvolste topman. Westendorp wil niet op de foto, want het draait niet om hem maar om het bedrijf. Hij leidt Nedap 23 jaar, waarin het bedrijf jaarlijks gemiddeld 7% groeide. Hij verdient maar een fractie van wat Groenink, Moberg c.s. verdienen en hij krijgt geen bonussen. In het zelfde artikel worden Jan Aalbers (Aalbers Industries), Abel Slippens (Sligro) en René Takens (Accell Group). Ze zijn voorbeelden van toegewijde leiders, die zichzelf niet centraal stellen, maar zich op het bedrijf richten. Volgens Jim Collins (Good to Great, 2001) zijn deze leiders zeer effectief in het bereiken van resultaten voor hun ondernemingen.
Interessant is dat deze bestuurders niet voldoen aan de code Tabaksblat. Ze zijn al veel langer in functie dan de 4 jaar die Tabaksblat wil. Ze worden niet of beperkt met opties, aandelen en bonussen beloond. Ze wegen alle belangen af en richten zich niet alleen op het aandeelhoudersbelang. De code voor good governance is dus geen garantie dat een onderneming goed bestuurd wordt. Wat zegt dat over de code?
We weten dat bescheiden leiders, die de onderneming centraal stellen succesvoller zijn dan macho bestuurders, die zich zelf centraal stellen. We weten dat de beloningsstructuur en de korte benoemingstermijn van bestuurders het korte termijn denken bevordert. We snappen dat een bestuurder die maar voor vier jaar benoemd wordt geen binding met het bedrijf opbouwt en het bedrijf alleen ziet als een stap in zijn carrière. We zien inmiddels dat de focus op geld bedrijven kapot maakt. En toch blijft er gezocht worden naar sterke leiders die in korte tijd een daad stellen en de onderneming omturnen. Dat is toch raar.
Wat voor bestuurders hebben we eigenlijk in de zorg? En hoe succesvol zijn zorgondernemingen onder hun leiding? Willen we bestuurders van het type A (Groenink) of van type B Westerdorp)?
Een mooi onderwerp voor een volgende weblog.