Met onze relaties werken we aan een serie Toekomst Verkenningen voor Zorg en Welzijn. Die zijn vastgelegd in essays en interviews, waarvan we er de komende maanden wekelijks een of twee publiceren.

Thema’s van dit essay: Normaal of bijzonder, Inclusie of apart; burgers, maatschappij en zorg.

Inclusie is een illusie

Hans Hoek

 

Inleiding

Er is een liedje van de groep ‘Het Goede Doel’ met de titel ‘Vriendschap is een illusie’[1]. Dat gevoel heb ik vaak als het over inclusie gaat. Het is een nobel streven, maar de praktijk is weerbarstig. De natuurlijke neiging van mensen is namelijk om de eigen groep gesloten te houden en anderen uit te sluiten.

 

Wat is inclusie?

Wikipedia geeft de volgende omschrijving:

‘Inclusie is de insluiting in de samenleving van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten. Inclusie staat tegenover uitsluiting en discriminatie. De begrippen inclusie en integratie vullen elkaar aan in de hedendaagse maatschappij.’

Volgens de Coalitie voor Inclusie[2] betekent inclusie:

Dat mensen met een beperking meedoen in de samenleving, en erbij horen. In een inclusieve samenleving kunnen mensen met een beperking precies dezelfde dingen doen als mensen zonder beperking. Bijvoorbeeld zelfstandig reizen, zelfstandig stemmen en zelf beslissen waar ze wonen en naar school gaan.

Dat is dus een beperktere insteek dan de Wikipedia omschrijving.

Ik voel meer voor de bredere definitie van Wikipedia, want niet alleen mensen met een beperking worden uitgesloten.

 

Exclusie

Het tegenovergestelde van inclusie is exclusie. Het cynische is dat het bijvoeglijk naamwoord daarvan, ‘EXCLUSIEF’, als aanbeveling wordt gebruikt voor iets dat anderen niet (kunnen) hebben. Met exclusie maak je meer furore dan met inclusie.

De geschiedenis laat helaas zien dat het natuurlijke gedrag van mensen is om vreemden niet te omarmen, maar om hen uit te sluiten, dan wel te bestrijden.[3] Alleen al de Covid crisis bevat daarvan legio voorbeelden. Bewoners van Verpleeghuizen werden aan het begin van de eerste golf voor hun veiligheid opgesloten en weggehouden van hun familie. De discussie over 2G[4] gaat helemaal over de vraag of je mensen mag uitsluitend van bepaalde sociale activiteiten.

De andere kant is dat de exclusie die Covid met zich meebracht voor sommige mensen ook een zegen was. Zij bloeiden op door minder sociale contacten en het wegvallen van FOMO[5]. Voor hen was zichzelf gedeeltelijk uitsluiten van de maatschappij juist fijn.

Kluizenaars kiezen zelf voor hun uitsluiting uit de wereld en ook kloosteroorden zijn een voorbeeld van zelfgekozen exclusie.

Dat element wordt in de inclusie discussie nog weleens over het hoofd gezien. Het Dorp in Arnhem was bij uitstek een vorm van exclusie: een apart dorp voor gehandicapten. Maar voor de mensen die er woonden was het, zeker in het begin, een Walhalla, want in een exclusieve omgeving konden ze normaal leven. Nu werkt Het Dorp aan omgekeerde inclusie en ontwikkelt zich tot een wijk, waar mensen met en zonder beperking samenleven. Misschien biedt die weg soms meer mogelijkheden dan het omgekeerde, namelijk krampachtig mensen die ‘anders’ zijn willen integreren in de ‘normale’ samenleving. Waarbij de vraag wat ‘normaal’ en wat ‘anders’ is overal zal verschillen. Wat ‘normaal’ is in een instituut, kan ‘gek’ zijn in de maatschappij.

 

Nadelen van inclusie

Inclusie heeft ook nadelen. Hoe meer mensen ‘met een vlekje’ includeren in de samenleving, des te ernstiger ziek of beschadigd is de groep kwetsbaren die achterblijft in instituties. Het vrolijke verzorgingshuis van Hendrik Groen bestaat allang niet meer. In het verpleeghuis zijn er geen ‘betere ouderen’ meer om ouderen, die er slechter aan toe zijn, nog een beetje te helpen. Alleen mensen met de aller slechtste gezondheid of met de ergste handicaps blijven achter in de instelling. Inclusie van de één betekent dus verdergaande exclusie van de ander.

Ook is de vraag of deel zijn van de maatschappij wel altijd echte inclusie is. Mensen met een extra chromosoom 21 zijn nu volop zichtbaar in de samenleving, maar ze worden soms ook geëxploiteerd in tv-programma’s over ‘Downies’.

 

De ander uitsluiten

Of we het nu willen of niet, exclusie is door de eeuwen heen het normale gedrag en inclusie de afwijking. Mensen hebben altijd de neiging om iedereen die anders is dan zijzelf uit te sluiten en niet te omarmen.

In de ‘Gated Communities’ in de USA is ‘normaal’ dat je wit, rijk en oud bent en wordt de ander buitengesloten. Alleen de donkere portier en de Latino schoonmaakster mogen ‘de normalen’ bedienen als ze daarna maar weer vertrekken.

Dichterbij zijn de keuze van ouders voor witte scholen en de lagere schooladviezen voor kinderen uit achterstandswijken het tegenovergestelde van inclusie. De NIMBY[6] opstelling van burgers tegen de huisvesting van ‘anderen’ in de buurt is bepaald geen inclusie. Het Europese immigratiebeleid is een en al exclusie. Evenzo is het tegenover elkaar zetten van jongeren en ouderen als tegenpolen met verschillende belangen een vorm van exclusie. Dat speelt bij pensioenen, bij toegang tot voorzieningen en bij het hele Covid- en lockdown beleid.

 

De toename van exclusie

Met de bubbels op sociale media en de gewoonte om mensen te ‘cancelen’ is exclusie nog erger geworden. Steeds meer zijn groepen mensen niet eens meer bereid naar het standpunt van anderen te luisteren. Ze willen ‘safe spaces’ op de universiteit om niet met de meningen van anderen geconfronteerd te worden. Of ze weigeren de realiteit te aanvaarden.

Mensen zijn meesters in uitsluiting. En als er al insluiting plaatsvindt, is dat vaak de beklemmende omarming van de sekte: je hoort bij ons en je zult je naar onze normen gedragen. De combinatie van exclusie van anderen en klemmende inclusie van ‘gelijken’ is een perfect machtsmiddel.

Naast de bewuste uitsluiting (‘wij willen die mensen niet’) is er vaak ook onbewuste uitsluiting. De gemeente Nijmegen wilde een voetgangersbrug bouwen die niet toegankelijk is voor rolstoelen en rollators. Niet aan gedacht bij het ontwerp. Veel algoritmen zijn gebaseerd op de impliciete vooroordelen van mensen over andere mensen. Exclusie is het normale gedrag.

Of we het nu wensen of niet, volgens mij is inclusie de uitzondering en exclusie het normale gedrag. Met het streven naar inclusie moet je tegen meerdere krachten strijden:

  • Het gebrek aan bereidheid om de ander, die afwijkt, toe te laten in de eigen groep.
  • Het gewenste gedrag in de groep, waarbij ander gedrag wordt afgewezen en bedreigend is.
  • De vraag of een groep zich de luxe van inclusie kan en wil veroorloven. Want als je een vreemde insluit, moet hij of zij wel meedelen in wat er beschikbaar is, of dat nu eten, woonruimte of sociale omgang is. Iedere inclusie is dus (gepercipieerd) verlies voor de groep.

Volgens mij is volledige inclusie dus een illusie en is er een voortdurende strijd tegen uitsluiting gaande. Dat wil niet zeggen dat je die strijd niet moet voeren, integendeel. Maar je moet je er voortdurend van bewust zijn dat wat je wilt, integreren van ‘het andere’ in ‘het normale’ niet normaal is. De groep die de inclusie moet toestaan zal zich hevig verzetten en sommige mensen, die ‘geïncludeerd moeten worden’ willen dat helemaal niet.

 

Conclusie

Inclusie is een illusie, maar wel een illusie die het najagen waard is.

 

Reacties

Dit essay is eerder als blog op de C3am website en op LinkedIn geplaatst. Dat leidde tot een aantal interessante reacties.

Een voorvechter van de inclusie van gehandicapten vond dat ik in mijn betoog voorbij ga aan de goede voorbeelden, die er zeker zijn. Hij mist in dit essay inspiratie en vreest dat ik onbedoeld de suggestie wek dat inclusie onbegonnen werk is, waar je maar beter niet aan kunt beginnen.

Een zorgbestuurder las in dit essay vooral een waarschuwing om de verwachtingen van het resultaat van inclusie niet te hoog in te schatten. Hij stelt vast dat er veel minder maatschappelijke balans tussen inclusie en exclusie is, maar ziet ook dat er ook een tegenbeweging op gang komt naar meer inclusie. Hij noemt een voorbeeld uit zijn eigen praktijk waar demente bewoners niet meer op een gesloten afdeling zitten, maar zich vrij in de wijk kunnen bewegen, ook al raken ze soms verdwaald.

Iemand uit wat hij zelf ‘een minderheidsgroep’ noemt, geeft aan dat dat hij zelf de keus wil hebben om geïncludeerd te kunnen zijn, maar dat het soms ook juist heel fijn is om onder gelijken te vertoeven en daarmee jezelf te excluderen. In- of exclusie moet volgens hem een keuze zijn van elke burger en niet een gunst van de medeburger. Soms dwing je die gunst gewoon af door er te zijn en je te profileren.

Een programmamanager uit de zorg ziet eveneens die slingerbeweging tussen inclusie en exclusie. Te veel van het één veroorzaakt een vaak overdreven tegenreactie van de ander. Als je niet mee mag doen wil je erbij horen, als je erbij hoort wil je je eigen “bubbel”. De programmamanager vindt dat we niet vanuit ‘geloven’ moeten praten maar gewoon terug moeten naar de situatie van alle dag. Het grondprincipe daarin is volgens hem een samenleving die niet voor niets een ’samen’leving heet. Eenieder zal zich voortdurend moeten afvragen hoe hij/zij zich daartoe wenst te verhouden, met ieders eigen mogelijkheden en onmogelijkheden en met de zorg van en voor anderen.

Een restaurateur gaf als reactie dat ze denkt dat het uitsluiten van anderen universeel is, maar wel overal op andere gronden. Inclusie vindt alleen dan plaats wanneer daar ruimte, tijd en middelen voor zijn. Volgens haar zit het in ieder mens om dat te willen, maar dat het alleen maar kan wanneer daar voldoende ruimte voor is. Maar zodra er te veel ruimte is heeft de mens het te goed en wordt hij weer zelfzuchtig en weegt het eigenbelang zwaarder dan het algemeen belang.

Een conceptontwikkelaar reageerde met de korte constatering: De kern is toch dat je eindigt met de zin "Inclusie is een illusie die het najagen waard is"

 

Discussie

Als een artikel niet tot een eenduidige conclusie leidt, dan redt de auteur zich er vaak uit met een slotparagraaf ‘Discussie’ waarin hij aangeeft welk gesprek er volgens hem verder gevoerd moet worden. In een verhardende maatschappij, waarin steeds meer mensen zich in het fort van hun eigen gelijk en hun eigen groep dreigen op te sluiten, is de vraag vooral of je bereid bent open te staan voor de ander en hem toe te laten in je domein. Pas als die bereidheid er is, komt de vraag aan de orde hoe de inclusie van de ander vorm kan krijgen.

Ik maak me steeds meer zorgen over het afnemen van de bereidheid de ander toe te laten. Als die bereidheid ontbreekt, is inclusie geen na te streven illusie meer, maar iets dat door grote groepen mensen als ideaal verworpen wordt. De discussie moet wat mij betreft voortdurend gaan over de bereidheid tot inclusie.

 

[1] https://www.youtube.com/watch?v=Ia-qdvDzbAU

[2] https://coalitievoorinclusie.nl/informatie-over-inclusie/wat-is-inclusie/

[3] Pogroms en Jodenvervolging, apartheid ZA en rassenscheiding USA, de situatie op de Balkan etc.

[4] Gevaccineerd of Getest

[5] Fear of Missing Out

[6] Not in My BackYard

Over de auteur

 

Hans Hoek is partner van C3 adviseurs en managers.

Laat een reactie achter