Veranderingen voor behandelaren in de ouderenzorg

Datum: 03-05-2012

Veranderingen voor behandelaren in de ouderenzorg

Hoe is het gesteld met de behandelaren in de ouderenzorg en welke mogelijkheden zijn er om hun positionering te verbeteren?
Hoe het gesteld is met de bedrijfsvoering van behandelaren in de ouderenzorg kan je niet direct zeggen. Dat verschilt per huis en per organisatie. Wel is het zo dat behandeldiensten in de VVT-sector grote overeenkomsten vertonen. De laatste vijftien jaar zijn de meeste verpleeghuizen gefuseerd met andere verpleeghuizen, met verzorgingshuizen of met andere zorgorganisaties. Langzamerhand is de schaalomvang van veel organisaties toegenomen. De behandelaren van deze organisaties zijn vaak geclusterd in behandeldiensten. In deze behandeldiensten zijn meestal medici, gedragswetenschappers en paramedici werkzaam. Ook anders opgeleiden maken vaak deel uit van de behandeldienst, bijvoorbeeld de dienst geestelijke verzorging, gespecialiseerde verpleegkundigen, apothekers assistenten en andersoortige vakspecialisten. De specialisten ouderengeneeskunde treden vaak op als hoofdbehandelaar. Dat hoort tenminste zo te zijn, maar dat is niet overal zo.

Er liggen een aantal vraagstukken ten grondslag aan de ontwikkeling van deze diensten. Ik noem er een paar en bespreek vervolgens hoe deze van invloed zijn op de vormgeving ervan.
De cure sector, gericht op genezen en gebruik makend van hoogwaardige technologie en kapitaalintensieve middelen centraliseert. In de nabije toekomst zal er een beperkt aantal centra zijn waarbinnen ingrepen verricht worden.

De care-sector is veel groter. De care-sector bestaat uit de output van de cure, degenen die na een behandeling nog moeten herstellen. De langdurig zieken en mensen die vanwege handicap of ziekte intensieve verzorging of verpleging nodig hebben waaronder ook een groeiend aantal ouderen. De care-sector decentraliseert. Het idee is dat de burger zo lang mogelijk thuis blijft wonen en de zorg dichtbij in zijn eigen woonplaats krijgt.
De financiering van deze beweging is al bijna klaar. In de care (AWBZ) zijn zorgzwaartepakketten ontwikkeld die aangeven hoeveel geld beschikbaar is om de zorg en de behandeling te leveren. Als iemand niet volledig is aangewezen op intramurale zorg en wel begeleiding of dagbesteding nodig heeft, dan kan hij aanspraak maken op de wet maatschappelijke ondersteuning WMO. Daarnaast worden sommige taken uit de care, voorzien van een DBC financiering uit de cure, bijvoorbeeld de geriatrische revalidatie.

Een andere beweging die zich zorgbreed voltrekt is het organiseren in processen. Het kenmerkende van deze wijze van organiseren is dat zorg- en behandelactiviteiten langs doelgroepen geordend worden, onafhankelijk van plaats. Geografische structuren maken daarbij plaats voor inhoudelijke structuren. Het procesgericht organiseren is een onvermijdelijke beweging met ICT als belangrijkste driver. ICT is immers in toenemende mate de backbone van het zorgproces. De informatie en de communicatie rond de cliënt wordt geordend rond doelgroepen. Daar waar er nog regionale managers zijn in organisaties, vormen die het gezicht naar buiten, maar is er zeker geen sprake meer van het lokaal vormgeven van de zorgprocessen.

In navolging van de langdurige psychiatrie en de gehandicaptenzorg is ook binnen de VTT het besef ontstaan dat een ziekenhuisachtige omgeving niet meer passend is. Naast de beperkte groep die tijdelijk in het verpleeghuis opgenomen wordt om snel weer naar huis te kunnen, woont het grootste deel van de cliënten nog een poos in het verpleeg- of verzorgingshuis om dan vervolgens te overlijden. (De gemiddelde verblijfsduur van PG cliënten is twee jaar.) Uitgaande van die twee jaar zou je kunnen spreken van pre-palliatieve zorg. Je zou kritisch kunnen zijn over het gegeven dat pre-palliatieve zorg op de leest van het medisch model gestoeld is.
Samenvattend betekent dit dat het issue van de behandeldienst een strategische issue is. Als het bovenstaande klopt, hoe richt je dan vervolgens de komende jaren je processen in.
Het betekent in ieder geval dat gespecialiseerde professionals ingebed moeten raken in het maatschappelijke zorgveld en niet alleen meer binnen de muren van het verpleeghuis moeten acteren.

De bijdrage van de professionals aan de verschillende zorgprocessen is aan een herdefiniering toe. Daarbij gaat meer gekeken worden naar resultaten. Veel resultaat in de care kan gedefinieerd worden als kwaliteit van leven en niet als beter worden. Behandelexpertise is dus in hoge mate gericht op kwaliteit van leven.
Bij het inrichten van de zorgprocessen doet zich de vraag voor welke expertise nodig is om het beste resultaat te bereiken. Dat gaat dus om verzorgende, verpleegkundige en behandelexpertise. Die moeten in een juiste verhouding bij de zorgvraag gebracht worden en worden uit ZZP 1 betaald.
Voor ZZP 5 (psychogeriatrie) bijvoorbeeld betekent dit een geheel andere ordening dan ZZP 9 revalidatie. Er is ook sprake van geheel andere resultaten. Bij ZZP 5 gaat het om waardige zorg en om kwaliteit van leven. Bij ZZP 9 gaat het om zo snel mogelijk naar huis door het volgen van een goed programma. Laat je dat door dezelfde mensen doen? Ik voorspel dat zich expertisegroepen zullen vormen rond bepaalde thema’s.
Voor de bedrijfsvoering betekent dit dat er steeds nauwer gekeken gaat worden naar de specifieke bijdrage van de behandelprofessional aan het proces. Daarmee wordt de bijdrage ook van een bepaalde evidence voorzien.

Kortom, we staan voor een herdefinieringsproces en herordeningsproces dat diverse jaren in beslag zal nemen.

Laat een reactie achter