Zorggelden | Geldzorgen deel 2: cure sector

Datum: 06-02-2015

Zorggelden | Geldzorgen  deel 2: cure sector

We duwen en trekken aan de geldzak van de zorg alsof het een slecht kussen is waarop we willen slapen. Dit gebeurt zowel in de care sector als in de cure sector. In de vorige blog besprak ik de care sector, in deze blog bespreek ik graag de cure sector.

Het budgettair kader zorg (BKZ) wordt strak bewaakt. Althans zo lijkt het. Rondom Prinsjesdag en bij het vaststellen van de Rijksbegroting wordt er naarstig gekeken naar wat het groeipercentage van de zorg zal zijn. De begroting lijkt soms belangrijker dan de realisatie. Tussen 2003 en 2011 zijn de zorguitgaven namelijk geen enkele keer binnen het BKZ gebleven. In 2012 wel, maar volgens mij zat daar vooral in de cure sector een behoorlijke financiële prikkel achter, namelijk de ‘transitiebekostiging’ die gepaard ging met de overgang naar de nieuwe DBC-systematiek in ziekenhuizen. Omdat dat een lang verhaal is, maar een aparte blog daarover achterhaald zou zijn, geef ik u hier de korte versie. Vanuit algemene beginselen van behoorlijk bestuur moest het Ministerie van VWS en vangnet optuigen voor de transitie naar een nieuwe ziekenhuisbekostiging, DBC/DOT. Na het falen van de eerste versie van de DBC werd er een nieuwe systematiek ingevoerd onder het acroniem DOT: ‘DBC’s op weg naar transparantie’. Op zich een goed initiatief gezien de transparantie van het oude DBC-systeem, maar over het huidige DOT-systeem zou een Amerikaan nog steeds concluderen: “clear as mudd”. De transitiebekostiging voorzag in een eenmalige vergelijking van het ziekenhuisresultaat onder de nieuwe prestatiebekostiging (DBC/DOT) en de voormalige functiegerichte budgettering (FB). Omzettekorten in 2012 werden goedgemaakt en meteen vastgesteld voor 2013. Omzetgroei in 2012 ten opzichte van het ‘schaduwbudget’ zouden leiden tot terugstortingen in het zorgverzekeringsfonds en meteen een vaststelling van het te betalen bedrag in 2013. Dus: er was veel voorzichtigheid in 2012. We bleven binnen budget, in ieder geval in de tweedelijnszorg.

Ook het risicovereveningssysteem leidde in de afgelopen jaren tot vreemde prikkels, en nu nog steeds een beetje. Om onze solidariteit te borgen – en dat is een groot goed! – zorgt het risicovereveningssysteem ervoor dat de risico’s van zorgverzekeraars worden genivelleerd om de neiging tot risicoselectie tegen te gaan. Deze risicoverevening heeft een deel dat vooraf wordt vastgesteld, de ‘ex-ante’ verevening. Op basis van populatiekenmerken wordt het bedrag vastgesteld dat een zorgverzekeraar krijgt. Hogere risico’s (leeftijd, diagnosekostengroepen, farmaciekostengroepen, sociaal-economische status etc.) leiden tot hogere bedragen. De ‘ex-post’ verevening nivelleerde kort gezegd risico’s die naderhand vastgesteld konden worden, zoals bijvoorbeeld vaste kosten in de tweede lijn. Dit laatste was een van de meest perverse prikkels ooit, omdat de risicoverevening ervoor zorgde dat intramurale tweedelijnszorg minder financieel risico met zich meebracht voor de zorgverzekeraar. Terwijl aangenomen mag worden dat eerstelijnszorg lagere kosten met zich meebrengen. Ik heb voorbeelden gezien waarin eerstelijnsinterventies vanuit zorgverzekeraars niet meer de voorkeur verdienden boven tweedelijnsinterventies en werden uitgesloten van vergoeding. De ex-post verevening is nagenoeg uitgefaseerd waarmee hopelijk weer wat van deze perverse prikkels verdwijnen.

Laat een reactie achter