De oogst van de C3 essays

In het kader van ons jubileum C3 33 hebben we onze relaties uitgenodigd om essays te schrijven over de toekomst van de gezondheidszorg. Ook zelf hebben we ons niet onbetuigd gelaten. De oogst van deze inspanningen is 30 essays, die op onze website gepubliceerd zijn. Onze relaties en vroegere collegae hebben 21 essays bijgedragen. Zelf hebben we er 9 voor onze rekening genomen. De essays geven bij elkaar een mooi scala van kijkrichtingen voor de gezondheidszorg en de gezondheid van burgers in de toekomst.
In deze bijdrage geven we een overzicht van de essays en ordenen deze naar de negen thema’s, die we ook in het Manifest gebruiken.

 

De gezonde burger

Medeoprichter van C3 Gerard van Vliet houdt een pleidooi voor preventie. Gerard maakt onderscheid tussen fysieke, mentale en sociale preventie. Hij richt zich vooral op de preventie, die de burger zelf kan doen. Hij heeft daar een programma voor ingericht. Gerard verwacht minder van de overheid.

Volgens Theo Stubbé is juist die overheid aan zet. Theo pleit voor het opheffen van de schotten tussen de ministeries. Theo vindt dat er een omdenken in wonen, zorg en welzijn en sociale inkomensvoorzieningen nodig is. Alleen door de samenhang hierin te zien en de samenwerking te bevorderen is volgens Theo de gezondheid en het welbevinden van burgers te vergroten. Theo pleit voor één Ministerie voor Wonen, Welzijn en Zorg.

Ben van Gent, C3 alumnus, denkt in dezelfde richting als Gerard en Theo, al vindt hij een systeemverandering niet gewenst. Ben ziet de overgang van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving als een te grote stap, die eigenlijk mislukt is. Ben pleit voor een combinatie van de benefits van het eigenaarschap uit de liberale denkwereld met het solidariteitsdenken in de socialistische wereld. Volgens Ben moeten we als maatschappij insteken op wijzigen van opinie en gedrag en wegblijven van controle.

Frederieke Vriends spreekt in een interview met Carlijn Nelis een vergelijkbare visie uit. Het begint voor Frederieke met preventie en inzetten op gezonde generaties, waarbij het concept van positieve gezondheid centraal staat. Zij geeft voorbeelden, waarin de mens te veel als patiënt wordt gezien en waarbij de schotten tussen somatische en psychische gezondheidszorg goede zorg belemmeren. Dan wordt immers niet heel de mens gezien, maar vooral diens kwalen. Dat vraagt om zorg van persoonlijke waarde voor de cliënt en het doorbreken van budgetkaders en strakke grenzen tussen verantwoordelijkheden. Net als Theo Stubbé en Ben van Gent vindt Frederieke dat zorg breder benaderd moet worden, of zoals zij het zegt ‘No Brainer: Health in All Politics’.

Eveline Kroezen, oud-c3’er, schrijft, op basis van interviews met zorgvragers en zorgverleners, over de kwetsbare mens. Zij beschrijft hoe de maatschappij steeds meer eisen is gaan stellen. ‘Zelfredzaamheid’ is het paradigma, waarop zorg, welzijn en sociale zekerheid nu gestoeld zijn. Eveline beschrijft wat voor problemen een kwetsbare burger allemaal kan tegenkomen. Volgens Eveline zijn kwetsbare mensen niet voldoende zelfredzaam om zich in de huidige maatschappij te handhaven. Zij sluit in die zin aan bij Ben van Gent, die vindt dat de participatiesamenleving te veel van mensen vraagt.

 

De gezonde omgeving

Yvonne Roseboom en Elsbeth Reitsma beginnen hun bijdrage over ouder worden op het Groningse platteland met een gedicht. Zij beschrijven de situatie voor ouderen in de kop van Groningen en pleiten voor een goede verbinding van formele en informele zorg voor ouderen in dit gebied. Zij pleiten voor ‘gespikkeld wonen’, woonvoorzieningen voor ouderen, al dan niet samen met jongere generaties, die in grotendeels voor elkaar zorgen. Ze hanteren ook de term ‘studentenhuis voor ouderen’ en refereren aan de ‘Knarrenhof’ initiatieven elders in het land. Omdat de kop van Groningen dun bevolkt is, zullen de gespikkelde woonvoorzieningen qua zorg deels zelfvoorzienend moeten zijn.

Marc van Ooijen gebruikt net als Yvonne en Elsbeth de term ‘noabuurschap’ om aan te geven waar het volgens hem naar toe moet. Marc (bestuurder VVT organisatie) vindt de uitbreiding van verpleeghuisplaatsen ‘bouwen voor leegstand’ omdat er geen professionals zijn om die verpleeghuizen te bemensen. Dat is overigens de minst belangrijke reden, waarom hij vindt dat het anders moet. Denkend vanuit positieve gezondheid ziet Marc een noodzakelijke ontwikkeling naar meer informele zorg in vitale gemeenschappen, waarin ouderen niet buiten de samenleving staan, maar daar actief deel vanuit maken. De ondersteuning van die vitale gemeenschappen vraagt een omvorming van de professionaliteit van zorgverleners en weghalen van de schotten tussen zorgaanbieders en wettelijke regelingen.

Kathy van Wondegem vertelt in een interview met Joke Twigt over ‘Zorg op het bord’. Voor het welbevinden van een mens is goed en smakelijk eten van groot belang. In ziekenhuizen ontbreekt het daar nog weleens aan. VUMC is een project gestart om het eten van de patiënt smakelijker en aantrekkelijker te maken. Dat is een belangrijke omgevingsfactor voor de patiënt, maar ook voor de burger, als deze het ziekenhuis verlaten heeft. Daarom richt het project zich ook op voeding thuis voor de herstellende patiënt en/of de patiënt met een chronische ziekte, waarvoor goede, gezonde maar vooral smakelijke voeding bijdraagt aan het welbevinden en aan de gezondheid van deze mens.

Ruud Lapré schrijft over het belang van kunst in een mensenleven en voor de zorg. Voor de zieke mens kan kunst een helende werking hebben, door therapie maar ook door gewoon van kunst te genieten. Ruud benadrukt het belang van kunst niet alleen voor de zorgvrager, maar ook voor de zorgverlener en de zorgorganisatie. Kunst kan verbindend zijn en ook helend voor de omgang tussen mensen in een zorgorganisatie. Het is niet voor niets dat Ruud de laatste twintig jaar met kunst bezig is.

 

De zorg, de professional en de burger

In een interview met Joke Twigt kijken Piet van Velthoven en zijn kleindochter Benthe van Velthoven samen met Hans Hoek naar de ontwikkeling van de geneeskunde(opleiding) in 70 jaar. Piet is chirurg in ruste en genoot zijn opleiding in Utrecht in de 60’er jaren van de vorige eeuw. Benthe is nu student geneeskunde in Groningen en hoopt over binnenkort haar master te halen. Grootvader en kleindochter vertellen elkaar over hun opleiding en analyseren samen met Hans de verschillen tussen nu en toen. Die verschillen zijn groot. De arts is nu geen solist meer of aanvoerder, maar een teamspeler, die samen met andere professionals en de familie zorgt voor de behandeling van de patiënt/cliënt. Het vak is niet alleen sociaal veranderd, maar ook inhoudelijk. Er is veel meer kennis en ‘dokteren’ kan niet meer zonder technologie. In het gesprek brengt Hans de plannen van de KNMG voor de ‘Arts 2040’ in, die aansluiten op de onderwerpen uit het interview.

C3 alumnus Bart Wijnbergen (van origine IC verpleegkundige) analyseert in zijn essay de ontwikkeling van het verpleegkundig beroep en de positie van de verpleegkundigen nu. Bart verbaast zich erover dat anderhalve eeuw na Florence Nightingale het vak verpleegkunde nog steeds niet even serieus genomen wordt als dat van arts en dat verpleegkundigen moeten blijven strijden voor erkenning. Dat is volgens Bart een taai vraagstuk. Aan de andere kant signaleert Bart dat de beroepsgroep zichzelf ook niet altijd serieus neemt en al snel de underdogpositie inneemt. Vanuit het Calimero-effect van jezelf achtergesteld voelen, wordt de beroepsgroep geen serieuze gesprekspartner voor de politiek. Het afschieten van de verpleegkundige regeling in de Wet BIG2, waar door de beroepsgroep aan meegewerkt was, maakt de positie van het verpleegkundig vak niet sterker. Bart ziet een meervoudige oplossing: echt een beroepsgroep vormen en zich verenigen, Florence Nightingale zijn in plaats van Calimero, gebruik maken van denkers buiten het eigen vak en de financiële wensen ondergeschikt maken aan de emancipatie van het vak.

 

De technologie

Frank Wolterink, gedurende vele jaren C3’er en daarna zorgbestuurder, houdt in zijn essay een gloedvol betoog voor de waarde van technologie voor de zorg. Frank noemt een aantal voorbeelden: de medical tricoder voor zelfdiagnose, 3D printing voor organen, Robotic care, AI, Population Health Analytics en regeneratieve geneeskunde met herstel door regeneratie van de eigen stamcellen. Frank verwacht dat het gebruik van technologie in de zorg de komende 10 jaar exponentieel toe zal nemen.

Gerard van Vliet schetst hoe hij als vanaf de oprichting van C3 al gepleit heeft voor digitalisering van de zorg en daar zowel met modellen als projecten aan heeft bijgedragen. Gerard is uitvinder van het begrip ‘digibeet’ en heeft meerdere boeken over digitalisering geschreven. Hij vindt dat digitalisering van bestuurders naast lef inzicht, overzicht en uitzicht op de toekomstige situatie vraagt. Niet iedere bestuurder is dat gegeven. Voor digitale transitieprocessen vindt Gerard de volgende voorwaarden essentieel: (1) vertrouwen in de leiding en in elkaar; (2) positief zijn, steeds een mogelijkheid en uitweg zien; (3) erkennen van het verschil in beleving, waarbij vooral generaties en cultuur een rol spelen; (4) het ontwikkelen van aanwezige talenten; (5) het losmaken van creativiteit en innovatievermogen; (6) communicatie; (7) Samenwerken als teams; (8) het optreden van de leider.

Jan Griepink en Suzanne Heetkamp vinden dat innovatie en vernieuwing alleen vanuit de inhoud tot stand kunnen komen. Hun organisatie (Carinova) werkt intensief aan ziekenhuisverplaatste zorg, zodat bewoners thuis behandeld en verpleegd kunnen worden. Een voorbeeld daarvan is de onderscheidende wondzorg die Carinova levert. Deze innovaties zijn mensgericht en maken het leven voor bewoner en medewerker aangenamer, maar zijn alleen mogelijk door de ontwikkelde technologie. Die technologie moet echter dienend zijn en ingeschakeld worden vanuit visie op de inhoud van de zorg. Ook is nodig dat zowel zorgverleners als bewoners bereid zijn tot innovatie. Volgens Jan en Suzanne is die bereidheid tot innovatie groot, maar wordt deze niet altijd onderkend en gebruikt.

Viola Brouwer spreekt in een interview met Carlijn Nelis over de noodzaak tot transmurale gegevensuitwisseling als basis voor integrale zorg. Daarvoor is technologie nodig in de vorm van datahubs, waarin verschillende zorgorganisaties hun data kunnen inbrengen en met elkaar in verband brengen. Alleen zo is ketenzorg mogelijk. Dat vraagt wel grote bereidheid van zorgaanbieders om verder te kijken dan hun eigen belang en hun ‘eigendom’ van data. Het vraagt ook veel wijzigingen in regelgeving en in het weghalen van belemmeringen. Standaardisatie van data is nodig. Daarin zijn alle zorgaanbieders betrokken, maar ook en vooral de cliënt over wie de gegevens gaan. Viola waarschuwt voor te hoge verwachtingen en het kleine overslaan om direct het grote te willen. Viola: ‘laten we eerst de Fiat laten rijden, voor we ons een Rolls-Royce wensen’.

Nanno Kruisinga spreekt zich in een interview met Joke Twigt uit voor de noodzaak van integraal capaciteitsmanagement binnen en tussen zorgorganisaties. Hij vindt dat dit management van capaciteit en de logistiek daaromheen in de zorg nog te weinig aandacht krijgt. Hij noemt verschillende voorbeelden. Voor dat capaciteitsmanagement is weliswaar technologie nodig, maar dat is niet de hoofdzaak. Allereerst is onderkenning van de noodzaak tot capaciteitsmanagement nodig en de bereidheid daarvoor over je eigen grenzen heen te kijken. Pas als bestuurders en professionals dat zien en willen, komt de technologie in beeld om het mogelijk te maken.

 

De arbeidsmarkt

Voor dit thema hebben wij geen essays beschikbaar.

 

De organisatie van de gezondheidszorg

Michel Dutree vindt dat de toekomst van de gezondheidszorg niet meer is wat deze geweest is. Michel schetst de ontwikkelingen van de gezondheidszorg in de 21ste eeuw en kijkt waar we nu staan. Hij vindt dat paradigmawijzigingen nodig zijn in de rol van de huisarts als poortwachter, de lange leerwegen van professionals en de taakdifferentiatie in de zorg, de schotten en de bekostiging. Ook zullen we ons meer moeten richten op preventie en op de vraag of alles wat kan wel moet. Daarin sluit Michel aan bij Gerard van Vliet en Ben van Gent. Michel vindt ook dat we technologie moeten omarmen.

Hans Hoek deelt de opvatting van Michel Dutree dat de schotten in de zorg een belemmering zijn. In zijn essay ‘De uiterwaarden van de zorg’ trekt Hans een parallel met het waterbeheer dat eerst eenzijdig op kanaliseren en afvoer van water was gericht en nu op het geven van ruimte aan de rivier en het in ere herstellen van de uiterwaarden. In de zorg zijn de uiterwaarden volgens Hans verdwenen, waardoor er geen enkele ruimte is om fluctuaties in de zorgvraag, zeker tijdens een pandemie, op te vangen.

Ulrich Oron benadrukt in zijn essay over toekomstgerichte zorg[HH19]  dat ons systeem prima in elkaar zit en toekomstbestendig is. Hij legt uit hoe het systeem geworden is tot wat het is. Ulrich benadrukt het belang van solidariteit in ons stelsel voor het verzekeren en leveren van zorg. Daar mogen we wat hem betreft trots op zijn en we moeten die solidariteit in ere houden. Ulrich legt uit wat marktwerking voor de zorg betekent en relativeert het belang ervan. Borging van de solidariteit moet in wetten vastliggen en niet aan de markt worden overgelaten.

 

De kosten en baten van de gezondheidszorg

In een ander essay legt Ulrich Oron uit hoe die borging van de solidariteit voor een deel vastligt in de verevening van ongelijk risico’s voor verzekeraars. Ulrich legt het vereveningssysteem in detail uit en gaat in op de methodologie erachter. Over de methodologie en de gegevens, die gebruikt worden, is Ulrich zeer tevreden. Volgens hem kan de vereveningsmethodologie voor andere landen als voorbeeld dienen.

In zijn essay over kostenbeheersing schetst Ulrich Oron dat kostenbesparing vaak een fictie is omdat de kosten niet verdwijnen, maar verplaatst worden. Bij die verplaatsing nemen de kosten vaak toe in plaats van af. Ulrich geeft daarvan voorbeelden. Die verschuivingen leiden soms tot een toename van de ongelijkheid en een afname van de solidariteit, een ontwikkeling waar Ulrich zich zorgen over maakt. Dat leidt soms ook tot het mijden van zorg, vanwege de eigen kosten ervan voor de burger. Ulrich vindt dat we in het denken over financiën van de zorg af moeten stappen van bezuinigen en na moeten denken over maatschappelijke investeringen.

 

De duurzaamheid van de zorg

Jan Tromp en Wilfred Opheij stonden aan de wieg van het Manifest Duurzame zorg uit 2014, dat in 2016 is bijgesteld. Samen met Joke Twigt kijken ze terug en vooruit.
Het Manifest 2016 omvatte 10 coördinaten, kort samengevat: (1) van repareren naar equiperen, (2) de-medicaliseren, (3) niet alles wat kan moet, (4) menselijke relatie tussen zorgvrager en zorgverlener, (5) leven met onzekerheid, (6) preventie, (7) één professioneel kader, (8) verbinden van de eilanden tussen aanbieders, (9) eigen verantwoordelijkheid burger, (10) rechten en plichten van de samenleving. Vijf jaar later zijn de opstellers niet optimistisch over de bereikte resultaten. Op een paar coördinaten gaat het volgens hen beter, maar ze zien ook een enorme terugval bij overheid en zorgverleners als gevolg van de Covid-19 epidemie. Er zijn veel hoopvolle losse initiatieven en innovaties, maar op systeemniveau is er nog niet veel veranderd. De auteurs roepen aan het eind van hun essay (opnieuw) op tot actie.

Viktor Krul, oud C3 ‘er, gebruikt het woord duurzaam niet in zijn essay, maar spreekt er wel over. Viktor behandelt een aantal onderwerpen. Eerst gaat hij in op de (digitale) zelfredzaamheid en eenzaamheid van ouderen. Hij maakt zich er zorgen over dat deze oudere mensen onvoldoende ondersteund worden vanwege de vele schotten in zorg en welzijn. Vervolgens analyseert Viktor die schotten, de gevestigde belangen en de financieringsbelemmeringen, die het systeem in stand houden. Hij noemt daarbij vergelijkbare zaken als Jan Tromp en Wilfred Opheij. Op basis van zijn ervaring als ziekenhuisbestuurder vult hij de problemen nog aan met de vele schotten binnen een ziekenhuis door het geïsoleerd werken van vakgroepen. Viktor heeft hoop voor de toekomst vanwege de vele bevlogen mensen die het anders willen, maar hij vindt een landelijke visie en een landelijk beleid, waarbinnen die bevlogen mensen ruimte krijgen, een voorwaarde.

 

De ethiek van gezondheid en zorg

Pouwel van de Siepkamp, C3 alumnus stelt vast dat met de mond beleden wordt dat mensen met een verstandelijke beperking dezelfde rechten en plichten hebben als andere burgers, maar dat de praktijk weerbarstig is. Hij laat zien dat de rechten van deze kwetsbare burgers direct in het gedrang komen als er een crisis is, zoals rond Covid-19. De afhankelijkheid van de cliënt van de instelling en de cultuur daar zijn belemmeringen om te doen, wat al wettelijk is geregeld. Want volgens Pouwel ligt het niet aan de wetgeving maar aan opvattingen en gedrag van zorgbestuurders die institutioneel blijven denken.

Hans Hoek vindt dat het idealisme vaak de werkelijkheid overschaduwt. Volgens Hans is inclusie een illusie. Het is wensdenken dat kwetsbare mensen en mensen, die anders zijn, van harte in de samenleving worden opgenomen. Uitsluiten is het normale gedrag en niet inclusie, ook al stuit dat op ethische bezwaren. Aan de andere kant is de vraag hoe ethisch het is mensen in de samenleving op te nemen en ze dan als bezienswaardigheid in plaats van als mens te zien.

 

Over C3

Naast essays over het werkveld van ons kantoor, hebben we ook essays ontvangen over C3 zelf. De drie oprichters, Karel Musch, Gerard van Vliet en Hans Hoek hebben alle drie hun kijk gegeven op hun periode bij C3. Karel kijkt met wat weemoed terug en roept het beeld op van een kasteel, waar een mus zich in de kamer kan warmen en laven, voor hij verder vliegt in het leven. Volgens Gerard staat C3 voor Creatief, Competent en Complementair. Dat gold voor de drie jongens, die C3 oprichtten. Gerard geeft een beschrijving van hen. Maar het geldt volgens Gerard nog steeds voor het bureau C3, zoals dat nu is. Hans introduceert de drie essays van de oprichters. Hij schrijft zelf over de visie van C3, die al 33 jaar stand houdt. Vanaf het begin heeft C3 zich gespecialiseerd in zorg en welzijn. De combinatie van advies en interim-management in een bureau is verrijkend voor beide professies. Voor C3 zelf en voor de opdrachtgevers is het volgens Hans essentieel dat alle C3’ers kennis en ervaring in de zorg hebben en zorgprofessionals begrijpen en met hen kunnen communiceren.
Voormalig C3’er Ilona van Meegen ontleent nog steeds inspiratie aan haar periode bij C3. Ze heeft nu een eigen koffiezaak in Portugal. In een interview met Annelies Roon vertelt Ilona hoe dat zo gekomen en welke rol C3 daarin gespeeld heeft, omdat ze daar ook haar huidige partner heeft leren kennen.

Laat een reactie achter